-
1 thuisbrengen
-
2 thuisbrengen
2 [weten te plaatsen] place♦voorbeelden:een leuk salaris thuisbrengen • bring in a decent salary2 iets/iemand niet thuis kunnen brengen • not be able to place something/someone -
3 thuisbrengen
проводить домой; доставить на дом* * *гл.общ. приносить домой, провожать домой -
4 thuisbrengen
v. see home, take home, place -
5 thuisbrengen
ww1) (r)amener chez (qn), livrer à domicile2) situer, remettre (qc, qn) -
6 thuisbrengen
проводить домой: доставить на дом; отнести домой bracht thuise.OVT.imp. brachten thuism.OVT.imp. thuisgebracht -
7 de boodschappen thuisbrengen
de boodschappen thuisbrengen -
8 een leuk salaris thuisbrengen
een leuk salaris thuisbrengenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een leuk salaris thuisbrengen
-
9 niet kunnen thuisbrengen
сущ.общ. (iets) не уметь определить (что-л.) -
10 не уметь определить
prepos.gener. (iets) niet kunnen thuisbrengen (что-л.) -
11 приносить домой
vgener. thuisbrengen -
12 провожать домой
vgener. thuisbrengen
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский