-
41 al
al1〈 bijwoord〉2 [versterking] all♦voorbeelden:al enige tijd, al vanaf juli • for some time past/now, (ever) since Julyik ben al een uur aan het roepen • I've been calling for the last hourdat is al oud • that's (already) olddat dacht ik al • I thought sois zij er nu al? • 〈 met klemtoon op nu〉 is she here already?is het nu al vier uur? • is it four (o'clock) already?is Jan er al? • is John here yet?ik heb het altijd al geweten • I've known it all alonghoe lang is hij al hier? • how long has he been here?dat wist zij toen al • she knew it even thenal in '82, al voor '82 • as early as '82, even before '82daar heb je het al • there you arezijn komst is al genoeg • just his coming is good enoughal te snel/spoedig/voorzichtig 〈enz.〉 • (far/all) too fast/soon/careful 〈enz.〉ze weten het maar al te goed • they know only too wellhij had het toch al moeilijk • he had enough problems as it wasik zie het hem al doen • I can (just) see him (doing it) now!je kunt ze al krijgen voor een tientje • you can buy them for as little as ten guildershij sprak al lachend • he laughed as he spokezij kwamen al nader en nader • they kept coming closer and closer (all the time)je kunt er al of niet gebruik van maken • you can take it or leave ithet al of niet slagen van … • the success or otherwise of …al naar gelang • depending onze zei heel weinig, als ze al wat zei • she said very little, if anythingdat lijkt er al meer op, dat is al beter • that's more like it————————al22 [met betrekking tot elk deel van een verzameling] all (of)♦voorbeelden:hij was één en al oor • he was all earshet was één en al ellende op tv gisteren • there was nothing but misery on TV yesterdayal met al • all in all————————al3♦voorbeelden:al de kinderen • all (of) the children————————al4〈 voegwoord〉1 though, although ⇒ even though/if♦voorbeelden:1 al ben ik arm, ik ben gelukkig • I may be poor, but I'm happyal zeg ik het zelf • even though I say so myselfhet is duidelijk, al is het moeilijk • it is clear, if difficultal was het alleen maar omdat • if only becauseook al is het erg • bad as it is/may beik deed het niet, al kreeg ik een miljoen • I wouldn't do it for a million pounds -
42 alle (erbij) betrokkenen
alle (erbij) betrokkenenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > alle (erbij) betrokkenen
-
43 alleen voor genodigden
alleen voor genodigdenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > alleen voor genodigden
-
44 alles liep (mij) vandaag tegen
alles liep (mij) vandaag tegeneverything went all wrong (for me) today, it was one of those daysVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > alles liep (mij) vandaag tegen
-
45 als die omstandigheden zich voordoen
als die omstandigheden zich voordoenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > als die omstandigheden zich voordoen
-
46 als je in die denktrant doorredeneert …
als je in die denktrant doorredeneert …if you carry on reasoning along those lines, …Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > als je in die denktrant doorredeneert …
-
47 als ze die allemaal alleen moest nakijken had ze wel dagwerk
als ze die allemaal alleen moest nakijken had ze wel dagwerkif she had to mark all those by herself, she'd have her work cut out (for her)/she'd be at it all dayVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > als ze die allemaal alleen moest nakijken had ze wel dagwerk
-
48 amusement
♦voorbeelden:tot amusement van de aanwezigen • to the amusement of those present -
49 angstig
♦voorbeelden:dat maakte mij angstig • that frightened me/made me afraidhet waren angstige tijden • those were anxious timesII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
50 ben je er zo eentje?
ben je er zo eentje?you're one of those, are you?Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ben je er zo eentje?
-
51 betrokkene
1 [die ergens in betrokken is] person concerned2 [handel] drawee♦voorbeelden:alle (erbij) betrokkenen • all those concerned -
52 bezighouden
♦voorbeelden:het houdt me bezig • it occupies my mindII 〈wederkerend werkwoord; zich bezighouden〉1 [zich ophouden met] occupy/busy oneself with ⇒ engage (oneself) in♦voorbeelden:1 zich met iemand/iets bezighouden • occupy oneself with someone/somethingzich niet bezighouden met • be unconcerned withik zal me vooral bezighouden met de volgende problemen • I will be chiefly concerned with the following problems -
53 bijhalen
1 draw/bring near(er), bring (up) close(r)♦voorbeelden: -
54 bloedje
1 (poor) little thing/mite♦voorbeelden: -
55 contrei
-
56 daar ligt een wereld van verschil tussen
daar ligt een wereld van verschil tussenthere's a world of difference (between them/those)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > daar ligt een wereld van verschil tussen
-
57 daarbij
-
58 daarbinnen
1 in there, inside ⇒ in it/that, 〈 meervoud〉 in these/those♦voorbeelden: -
59 daardoor
-
60 daarin
2 [met betrekking tot een zaak/aangelegenheid] in that♦voorbeelden:u vergist u daarin • you are wrong there
См. также в других словарях:
Those — Those, pron. [OE. [thorn]os, [thorn]as, AS. [eth][=a]s, nom. and acc. pl. of [eth][=e]s this. See {This}, and cf. {These}.] The plural of that. See {That}. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
those — [ðəuz US ðouz] the plural of ↑that … Dictionary of contemporary English
those — [ ðouz ] function word *** the plural of that … Usage of the words and phrases in modern English
those — Midlands and southern variant of O.E. þas, nominative and accusative plural of þes, þeos this (see THIS (Cf. this)) … Etymology dictionary
those — [thōz] pron., adj. [ME thas, thos < OE thas, thæs, pl. of thes,THIS] pl. of THAT … English World dictionary
those — ♦ (The determiner is pronounced [[t]ðoʊz[/t]]. The pronoun is pronounced [[t]ðo͟ʊz[/t]].) 1) DET: DET pl n You use those to refer to people or things which have already been mentioned. Theoretically he had control over more than $400 million in… … English dictionary
those — an·or·those; pyo·xan·those; those; … English syllables
those — Kēlā mau; ua … lā. Those of that place, kō laila. Those books, kēlā mau puke … English-Hawaiian dictionary
those — Etymology: Middle English, from those these, from Old English thās, plural of thes this more at this plural of that … New Collegiate Dictionary
those — /dhohz/, pron., adj. pl. of that. [1300 50; ME those, thoos, thas(e), var. of tho (ME, OE tha), pl. of THAT, by association with ME thees, thas(e) (OE thas), pl. of THIS] … Universalium
those — [OE] Originally, those was the plural of this. It did not move across to that until the Middle English period, gradually replacing its previous plural thō. The game of musical chairs was completed by these, which was a new formation based on this … The Hutchinson dictionary of word origins