-
1 kracht
2 [vermogen om invloed uit te oefenen] power(s)3 [geestelijk/zedelijk vermogen] strength5 [macht om iets uit te werken] force♦voorbeelden:1 aan het eind van zijn krachten zijn • be totally exhausted, have no strength leftmet zijn laatste krachten • with a final effortmet vereende krachten • with combined effortsmet vernieuwde kracht • with renewed effortsal zijn krachten inspannen • exert all one's energies/strength, use all one's powerszijn krachten meten met iemand • pit one's strength against someonezijn krachten nemen met de dag af • he is fading by the dayzijn krachten sparen/verspillen • conserve/waste one's energyin kracht afnemen 〈 van wind〉 • abate, drop(weer) op krachten komen • regain one's strengthuit zijn krachten groeien • outgrow oneselfgeen kracht meer hebben (in zijn armen) • lose all the strength (in one's arms)2 de stille kracht • unseen/hidden powers(aan) argumenten/eisen kracht bijzetten (door …) • enforce arguments/claims (with/by …)zijn krachten wijden aan iets • devote one's efforts towards something4 drijvende kracht (achter) • moving force/spirit (behind)op eigen kracht • on one's own, by oneselfnieuwe krachten verzamelen • gain fresh strength(de) kracht geven om … • give the strength to …daarin ligt zijn kracht • that's his strengthzijn krachten verzamelen • gather (all) one's strength, summon up all one's strengthin de kracht van zijn leven • in one's primehet vergt veel van mijn krachten • it's a great drain on my energy5 de kracht van een betoog • the strength/cogency of an argumentde wet heeft geen terugwerkende kracht • the Act does not apply retroactivelyvan kracht zijn/worden • be/become valid/effectiveniet (meer) van kracht • invalid, ineffectual(weer) van kracht doen worden • bring (back) into effect/operation6 een ervaren kracht • an experienced worker/employee7 neer-/opwaartse kracht • downward/upward pressurevolle kracht vooruit • full steam/speed aheadop volle/halve kracht (werken) • operate at full/half speed/power -
2 sterkte
3 [weerstandsvermogen] strength4 [intensiteit] strength ⇒ intensity, 〈 met betrekking tot geluid ook〉 volume, 〈 met betrekking tot geluid ook〉 loudness6 [talrijkheid] strength♦voorbeelden:1 de sterkte van een lamp/motor • the power of a lamp/motorde sterkte van een paard/een man • the strength of a horse/man2 sterkte (gewenst)! • all the best!4 de sterkte van een geluid/van het licht • the intensity of a noise/the light5 de sterkte van een geneesmiddel/van wijn • the strength of a medicine/of wine6 op volle/halve sterkte • at full/half strength -
3 breeksterkte
• breaking strength• failing strength• rupture strength -
4 buigsterkte
• bending strength• bending stress• flexural strength• flexural stress -
5 drukvastheid
• compression strength• compressive strength -
6 pelsterkte
• peel strength• peeling strength -
7 splijtsterkte
• splitting strength• tensile strength perpendicular to the plane -
8 treksterkte
• tensile strength• ultimate strength -
9 aansterken
♦voorbeelden:1 iemand doen aansterken • feed someone up, build up someone's strength -
10 draagkracht
1 capacity, strength ⇒ 〈 belasting〉 taxable/taxbearing capacity♦voorbeelden:1 financiële draagkracht • financial strength/capacity/resources/meansnaar draagkracht betalen • pay according to one's meansdat gaat mijn draagkracht te boven • that is beyond my means -
11 geestkracht
♦voorbeelden: -
12 geweld
♦voorbeelden:grof geweld • brute force/strengthpsychisch geweld • mental crueltyzichzelf geweld aandoen • 〈 zich beheersen〉 restrain oneself; 〈 zich inspannen〉 force oneself; 〈 zijn principes verloochenen〉 act contrary to one's principlesde waarheid geweld aandoen • stretch the truthgeweld gebruiken (tegen) • use force/violence (against)iemand met geweld verwijderen • remove someone by force -
13 hechtheid
-
14 machtsvertoon
♦voorbeelden: -
15 oorlogssterkte
-
16 opzetten
♦voorbeelden:zij kwamen in groten getale opzetten • they turned/showed up in great/large numbers/in force/in strengthII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [op iets plaatsen] put on4 [met betrekking tot dode dieren] stuff♦voorbeelden:1 zijn kraag opzetten • turn up/raise one's collareen tent opzetten • pitch/put up a tenteen plaat opzetten • put a record ontheewater opzetten • put the kettle on (for tea)3 een zaak opzetten • set up in business, set up shopde campagne was verkeerd opgezet • the campaign was badly planned4 een opgezet exemplaar • a mounted/stuffed specimen5 mensen tegen elkaar opzetten • set/pit people against each other -
17 overmacht
2 [groter aantal] superior numbers/strength/forces3 [juridisch, handel] circumstances beyond one's control; 〈 juridisch, handel〉 force majeure, Act of God 〈 in het bijzonder met betrekking tot verzekeringen〉♦voorbeelden:de overmacht hebben • have supremacy, be dominant -
18 spierkracht
♦voorbeelden:iemand zonder spierkracht • someone without muscle -
19 zijn krachten verzamelen
zijn krachten verzamelengather (all) one's strength, summon up all one's strengthVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn krachten verzamelen
-
20 Hercules
n. Hercules, hero of great strength and courage (Classical Mythology); military transport plane
См. также в других словарях:
strength — W2S2 [streŋθ, strenθ] n ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(physical)¦ 2¦(determination)¦ 3¦(feeling/belief )¦ 4¦(organization/country etc)¦ 5¦(useful quality or ability)¦ 6¦(object)¦ 7¦(substance/mixture)¦ 8¦(number of people)¦ 9¦(money)¦ … Dictionary of contemporary English
strength — [ streŋθ ] noun *** ▸ 1 physical power/energy ▸ 2 ability to achieve something ▸ 3 power of particular type ▸ 4 something someone does very well ▸ 5 amount of influence ▸ 6 size of group needed ▸ 7 amount of something in something ▸ 8 ability to… … Usage of the words and phrases in modern English
strength — [streŋθ, strenθ] noun [countable] 1. FINANCE ECONOMICS the value of a country s money, especially when this is at a high level: strength of • the strength of the yen on the international money markets 2. the p … Financial and business terms
Strength — Strength, n. [OE. strengthe, AS. streng[eth]u, fr. strang strong. See {Strong}.] 1. The quality or state of being strong; ability to do or to bear; capacity for exertion or endurance, whether physical, intellectual, or moral; force; vigor; power; … The Collaborative International Dictionary of English
Strength — is the amount of force that a muscle or group of muscles can exert.Strength may refer to:Physical ability: *Physical strength, as in people or animals *Superhuman strength, as in fictional characters *a character attribute (role playing… … Wikipedia
strength — ► NOUN 1) the quality or state of being strong. 2) a good or beneficial quality or attribute. 3) literary a source of mental or emotional support. 4) the number of people comprising a group. 5) a full complement of people: 100 staff below… … English terms dictionary
strength — [streŋkth, streŋth; ] often [ strenth] n. [ME strengthe < OE strengthu < * strang ithu: see STRONG & TH1] 1. the state or quality of being strong; force; power; vigor 2. the power to resist strain, stress, etc.; toughness; durability 3. the … English World dictionary
strength — strength; strength·en; strength·en·er; strength·ful; strength·less; su·per·strength; strength·less·ly; strength·less·ness; … English syllables
Strength — Álbum de estudio de Enuff Z Nuff Género(s) Hard rock Duración 57:54 min Discográfica Atco 91638 Productor(es) Paul … Wikipedia Español
strength — [n1] stamina, mental or physical backbone, body, brawn, brawniness, brute force*, clout, courage, durability, energy, firmness, force, fortitude, hardiness, health, healthiness, lustiness, might, muscle, nerve, physique, pith, potency, pow*,… … New thesaurus
Strength — Strength, v. t. To strengthen. [Obs.] Chaucer. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English