-
1 intertribal
-
2 Ten Tribes
de tien stammen (stammen van Israël, de stammen die verbannen werden naar Babel en niet terugkeerden) -
3 Tungusic
adj. van of met betrekking tot de Toegoes-stammen of met betrekking tot de taal van de Toegoes--------n. familie van talen gesproken in noordelijke gebieden van Republiek China, Mongolië en naburige streken--------n. iemand van de Toengoes-stammen die de taal van de Toengoes-stammen spreekt -
4 Bantu
adj. van de Bantu stammen, van de Bantu taal (Afrikaanse stammen)--------n. Bantu (officiele naam van Afrikaanse volkeren in Zuid-Afrika)--------n. Bantu (volken en talen in Afrika)[ bæntoe:] 〈meervoud: ook Bantu〉 -
5 date
n. datum; interview; dadel--------v. datum; uitgaan metdate1[ deet]1 dadel2 〈 verkorting〉[date palm]♦voorbeelden:it's a date • afgesproken→ blind blind/♦voorbeelden:1 of (an) early/(a) late date • uit een vroege/late periodeto date • tot op hedenup to date • bij (de tijd), modern, geavanceerd; volledig bijgewerktbring up to date • bijwerken, moderniseren————————date21 verouderen ⇒ uit de tijd raken/zijn2 dateren♦voorbeelden:2 date back to • stammen/dateren uitdate from • stammen/dateren uitII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 dateren ⇒ de datum/ouderdom vaststellen van4 omgaan/uitgaan met ⇒ afspraakjes hebben met, vrijen met♦voorbeelden:date something to a certain period • iets aan een bepaald tijdvak/tijdperk toeschrijven3 that dates me, doesn't it! • nu weet je meteen hoe oud ik ben!the model of the car dates it at about 1900 • gezien het model dateert de auto van rond 1900 -
6 Iroquoian
adj. Iroquiaan (van Indiaanse stammen groep; van talen familie van deze stammen) -
7 totemic
adj. van totum (mystisch stamteken van wilde stammen, afgod bij primitieve stammen) -
8 yokuts
n. lid van een groep inheemse Amerikaanse stammen die de San Joaquin Vallei bewoonden; groep talen gesproken door de Yokuts stammen -
9 Celt
-
10 Goth
-
11 dan
-
12 date back to
date back tostammen/dateren uit -
13 date from
date fromstammen/dateren uit -
14 intermarry
v. onderling trouwen (v. volken, stammen of families); onder elkaar trouwen (v. naaste verwanten)[ - mærie] 〈 intermarried〉2 onderling trouwen ⇒ binnen de eigen familie/groep trouwen -
15 stem from
stem from♦voorbeelden:1 his bitterness stems from all his disappointments • zijn verbittering komt door al zijn teleurstellingen -
16 totem
-
17 Anglian
adj. engels, van Engeland (Duitse stam die zijn oorsprong bij vroeger Engels koninkrijk heeft)--------n. Angel (iemand van Duitse stam die een gedeelte van de oude stammen in Engeland heeft opgezet) -
18 Athabaskan
n. afstammeling van Indianen stam die een Athabaskaanse taal spreekt--------n. groep van Indiaanse talen gesproken door stammen in westen van V.S. en zuidwesten van Canada (inclusief Apache, Navajo, en Chipewyan) -
19 Athapascan
n. afstammeling van Indianen stam die een Athabaskaanse taal spreekt--------n. groep van Indiaanse talen gesproken door stammen in westen van V.S. en zuidwesten van Canada (inclusief Apache, Navajo, en Chipewyan) -
20 Athapaskan
n. athapaskan (taalfamilie bij Indianen)--------n. behorende bij Athapaskan (Indiaanse stammen)
- 1
- 2
См. также в других словарях:
stammen — stammen … Deutsch Wörterbuch
Stammen — Stadt Trendelburg Koordinaten … Deutsch Wikipedia
Stämmen — Stämmen, verb. reg. act. welches mit Stamm eines und eben desselben Ursprunges ist. 1. In mehr eigentlichem Verstande, wo es eine unmittelbare Onomatopöie zu seyn, und den dumpfigen Laut nachzuahmen scheint, der mit der Zertheilung eines Stammes … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Stammen — Stammen, verb. reg. neutr. mit dem Hülfsworte seyn, von einem Dinge, als seinem Stamme oder Ursprunge herkommen. Die Furcht, die aus dem unendlichen Hunger und Durst unserer Begierden stammet, Mosheim. Personen, die nicht mit uns aus einerley… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
stammen — stammen, stammt, stammte, hat gestammt Woher stammen Sie eigentlich? … Deutsch-Test für Zuwanderer
Stammen — Stammen, in etwas seinen Ursprung haben, aus etwas herkommen … Pierer's Universal-Lexikon
Stämmen — Stämmen, s. Stemmen … Pierer's Universal-Lexikon
stammēn — *stammēn, *stammæ̅n germ.?, schwach. Verb: Verweis: s. *stamēn s. stamēn; … Germanisches Wörterbuch
stammen — V. (Grundstufe) seinen Ursprung z. B. in einem Land haben Synonyme: entstammen, kommen Beispiele: Das Schloss stammt aus dem 14. Jahrhundert. Ihre Familie stammt aus Südamerika. Dieses Wort stammt aus dem Lateinischen … Extremes Deutsch
stammen — (sich) ergeben (aus); entspringen; abstammen; herkommen; resultieren (aus) * * * stam|men [ ʃtamən] <itr.; hat: a) seinen Ursprung in einem bestimmten räumlichen Bereich haben: die Früchte stammen aus Italien; sie stammt aus Saarbrücken … Universal-Lexikon
stammen — Stamm: Das nur im dt. und niederl. Sprachgebiet altbezeugte Substantiv (mhd., ahd. stam, niederl. stam) gehört wahrscheinlich im Sinne von »Ständer« zu der unter ↑ stehen dargestellten idg. Wortgruppe, vgl. z. B. aus anderen idg. Sprachen griech … Das Herkunftswörterbuch