-
1 залог
1.gener. (belasting) heffing2. n1) gener. borgsom, bezwaar, belening, cautie, garantie, kautie, staangeld, stageld, waarborg, borg, een borg stellen, onderpand, pand, waarborgsom2) gram. genus, vorm -
2 плата за место
ngener. staangeld -
3 плата за стоянку
ngener. staangeld, stageld -
4 stallage
n. staangeld, marktgeld, marktrecht; staanplaats op markt; recht om een kraam neer te zetten -
5 déconsigner
déconsigner [deekõsienjee]〈 werkwoord〉 -
6 Marktgebühr
-
7 Platzmiete
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский