-
21 afflictive
adj. pijnlijk, spijtig -
22 afflictively
adv. spijtig -
23 ruefully
adv. spijtig, berouwvol, teleurgesteld -
24 déplorable
déplorable [deeplorraabl]1 deerniswekkend ⇒ beklagenswaardig, zielig2 afschuwelijk ⇒ jammerlijk, erbarmelijkadj1) beklagenswaardig, zielig2) erbarmelijk3) spijtig -
25 fâché
fâché [faasĵee]1 boos ⇒ kwaad, ontstemd♦voorbeelden:ils sont fâchés • zij zijn boos op elkaar, zij hebben ruzieêtre fâché avec qn. • met iemand gebrouilleerd zijnêtre fâché contre qn. • boos op iemand zijnadjboos, kwaad -
26 fâcheux
fâcheux [faasĵeu]1 vervelend ⇒ onaangenaam, lastig2 betreurenswaardig ⇒ sneu, jammer♦voorbeelden:c'est fâcheux • het is een kwalijke zaak= fâcheuse; adj2) vervelend -
27 regrettable
-
28 triste
triste [triest]1 verdrietig ⇒ treurig, bedroefd2 triest ⇒ naargeestig, troosteloos, somber3 〈alleen bijvoeglijk naamwoord; vóór het zelfstandig naamwoord〉 erbarmelijk ⇒ bedroevend, triest, armzalig♦voorbeelden:————————|lugubre|méchant sterke zoete aperitiefwijnadj1) treurig, bedroefd2) triest, somber3) erbarmelijk, armzalig -
29 c'est bien triste
-
30 il est fâcheux que
il est fâcheux que 〈+ aanvoegende wijs〉————————il est fâcheux que 〈+ aanvoegende wijs〉 -
31 je suis fâché que
je suis fâché que -
32 deplorabel
betreurenswaardig, spijtigDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > deplorabel
-
33 lamentabel
betreurenswaardig, spijtigDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > lamentabel
-
34 грустный
adjgener. spijtig, verdrietig, bedroefd, droef, melancholiek, melancholisch, naargeestig, terneergedrukt, terneergeslagen, treurig, weemoedig, zwaarmoedig -
35 жалкий
ngener. (о шутке) morbide, ellendig, jammerlijk, miserabel, rampzalig, schunnig, spijtig, treurig, beroerd, armelijk, armhartig, armoedig, armzalig, berooid, deerlijk, erbarmelijk, kaal, klagelijk, kommerlijk, lamentabel, pover, schamel, zielig -
36 жаль
advgener. begrotelijk, het is jammer, het is spijtig -
37 колкий
adj1) gener. pikant, spijtig, spits, stekelachtig, venijnig, vinnig, bits, hatelijk, puntig, schamper, snibbig2) liter. bijtend, scherp -
38 печальный
adj1) gener. mistroostig, treurig, droefgeestig, bedroefd, betreurenswaard, betreurenswaardig, droef, droevig, jammerlijk, kommervol, naar, naargeestig, spijtig, triest, verdrietig, zielig, zwart -
39 язвительный
adj1) gener. bits, hatelijk, pikant, schamper, spijtig, spits, stekelachtig, venijnig, vlijmscherp2) liter. bijtend, bitter, giftig, scherp -
40 deplorabel
betreurenswaardig, spijtig
Страницы