-
1 dette
dette [det]〈v.〉1 schuld♦voorbeelden:dette de jeu • speelschulddettes criardes • dringende schuldendette publique • staatsschuldcontracter une dette • een schuld aangaan〈 spreekwoord〉 qui paie ses dettes s'enrichit • die zijn schuld betaalt, verarmt nietf1) schuld2) verplichting -
2 dette de jeu
dette de jeu
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский