-
61 afzonderlijk
2 [niet gezamenlijk gedaan/geuit] private♦voorbeelden:1 de keuze wordt aan ieder afzonderlijk kind overgelaten • the choice is left to each individual childII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 (met) iemand afzonderlijk spreken • speak to someone individually/privatelyde kleintjes zitten afzonderlijk • the little ones are sitting apart/on their own -
62 appreciatie
1 [waardering] appreciation ⇒ 〈 erkentelijkheid ook〉 acknowledg(e)ment, 〈 hoogachting ook〉 admiration, 〈 hoogachting ook〉 esteem2 [beoordeling] appraisal3 [handel] appreciation♦voorbeelden: -
63 autoriteit
♦voorbeelden:de plaatselijke autoriteiten • the local governmentmet autoriteit spreken/optreden • speak/act authoritativelyeen autoriteit op het gebied van … • an authority on … -
64 beletten
♦voorbeelden:iemand de toegang beletten • bar the wayiemand beletten iets te doen • prevent/keep someone from doing something -
65 betekenis
♦voorbeelden:aan iemands woorden een verkeerde betekenis toeschrijven • misinterpret someone's wordszonder betekenis • meaninglessbetekenis hechten aan • attach importance toalle betekenis verliezen • lose all importancevan betekenis zijn • be significanthet is een stad van betekenis geworden • it has become a town of some consequencevan niet geringe betekenis • of no mean importanceniet van betekenis zijn • count for littlelandbouw van enige betekenis was er niet • there was no agriculture to speak ofzonder betekenis, van geen/weinig betekenis • insignificant -
66 bezieling
♦voorbeelden:met bezieling spreken • speak inspiringly -
67 bij wijze van spreken
bij wijze van sprekenso to speak, as it wereVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > bij wijze van spreken
-
68 binnensmonds praten
binnensmonds pratenspeak indistinctly, mumbleVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > binnensmonds praten
-
69 binnensmonds
♦voorbeelden:1 binnensmonds praten • speak indistinctly, mumblebinnensmonds vloeken • swear under one's breath -
70 de feiten spreken voor zich
de feiten spreken voor zichVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de feiten spreken voor zich
-
71 de feiten spreken voor zichzelf
de feiten spreken voor zichzelfVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de feiten spreken voor zichzelf
-
72 de menigte door een megafoon toespreken
de menigte door een megafoon toesprekenspeak to/address the crowd through a megaphoneVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de menigte door een megafoon toespreken
-
73 defensie voeren
defensie voerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > defensie voeren
-
74 defensie
1 defence♦voorbeelden:1 de minister van defensie • the Minister of Defence; 〈 Groot-Brittannië〉 Secretary of State for Defence -
75 denigrerend over iemand/iets spreken
denigrerend over iemand/iets sprekenspeak disparagingly about someone/somethingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > denigrerend over iemand/iets spreken
-
76 denigrerend
♦voorbeelden:1 denigrerend over iemand/iets spreken • speak disparagingly about someone/something -
77 driftig spreken
driftig sprekenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > driftig spreken
-
78 driftig
2 [opvliegend] short-tempered♦voorbeelden:je moet je niet zo driftig maken • you must not lose your temperII 〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉♦voorbeelden:driftig spreken • speak in angerzij maakte driftig aantekeningen • she was busily taking notes -
79 dringen
♦voorbeelden:1 hij drong door de menigte heen • he pushed/elbowed/forced his way through the crowdde menigte drong de zaal in/uit • the crowd pushed its way into/out of the hallnaar voren dringen • push forwardhet zal wel dringen worden om een goede plaats • we'll probably have to fight for a good seatde zaak dringt nogal • the matter is rather urgentII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
80 dringend
1 [urgent] urgent 〈 behoefte, telegram, verzoek〉; pressing 〈 behoefte, bezigheden〉; acute, dire 〈 nood〉♦voorbeelden:1 er is dringend behoefte/een dringende behoefte aan geneesmiddelen • there is urgent need of medicinesdringende bezigheden • urgent/pressing businessuiterst dringend • direII 〈 bijwoord〉1 [onmiddellijk] urgently; acutely, direly♦voorbeelden:ik moet u dringend spreken • I must speak to you immediatelydringend nodig hebben • be in urgent need of
См. также в других словарях:
speak — W1S1 [spi:k] v past tense spoke [spəuk US spouk] past participle spoken [ˈspəukən US ˈspou ] ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(in conversation)¦ 2¦(say words)¦ 3¦(language)¦ 4¦(formal speech)¦ 5¦(express ideas/opinions)¦ 6 so to speak 7 speak your mind … Dictionary of contemporary English
speak — [ spik ] (past tense spoke [ spouk ] ; past participle spo|ken [ spoukən ] ) verb *** ▸ 1 talk about something or to someone ▸ 2 use voice to talk ▸ 3 talk particular language ▸ 4 give formal speech ▸ 5 express ideas/thoughts ▸ 6 talk on… … Usage of the words and phrases in modern English
Speak — Ст … Википедия
Speak — Speak, v. i. [imp. {Spoke}({Spake}Archaic); p. p. {Spoken}({Spoke}, Obs. or Colloq.); p. pr. & vb. n. {Speaking}.] [OE. speken, AS. specan, sprecan; akin to OF.ries. spreka, D. spreken, OS. spreken, G. sprechen, OHG. sprehhan, and perhaps to Skr … The Collaborative International Dictionary of English
speak — [spēk] vi. spoke, spoken, speaking [ME speken < OE specan, earlier sprecan, akin to Ger sprechen < IE base * sp(h)er(e) g , to strew, sprinkle > SPARK1, L spargere, to sprinkle: basic sense “to scatter (words)”] 1. to utter words with… … English World dictionary
Speak — can mean: * Speech communication * SPEAK (Suicide Prevention Education Awareness for Kids), a Maryland based organization for suicide prevention * Speak (artist), the Hungarian rap artist and internet phenomenon famous for his anti war video *… … Wikipedia
speak — ► VERB (past spoke; past part. spoken) 1) say something. 2) (speak to) talk to in order to advise, pass on information, etc. 3) communicate in or be able to communicate in (a specified language). 4) (speak for) express the views or position of … English terms dictionary
Speak — Speak, v. t. 1. To utter with the mouth; to pronounce; to utter articulately, as human beings. [1913 Webster] They sat down with him upn ground seven days and seven nights, and none spake a word unto him. Job. ii. 13. [1913 Webster] 2. To utter… … The Collaborative International Dictionary of English
speak of — ˈspeak of [transitive] [present tense I/you/we/they speak of he/she/it speaks of present participle speaking of past tense spoke of … Useful english dictionary
speak — (v.) O.E. specan, variant of sprecan to speak (class V strong verb; past tense spræc, pp. sprecen), from P.Gmc. *sprekanan (Cf. O.S. sprecan, O.Fris. spreka, M.Du. spreken, O.H.G. sprehhan, Ger. sprechen to speak, O.N. spraki rumor … Etymology dictionary
speak — speak, talk, converse can all mean to articulate words so as to express one s thoughts. Speak is, in general, the broad term and may refer to utterances of any kind, however coherent or however broken or disconnected, and with or without… … New Dictionary of Synonyms