Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

solventie

Толкование Перевод

1 solvency ratio

solventie verhouding

English-Dutch dictionary > solvency ratio
2 solvency

n. solventie, het solvent zijn

solvency

[ solvənsie] 〈 scheikunde, economie〉

1 solventie ⇒ het solvent zijn

English-Dutch dictionary > solvency
3 ability

n. mogelijkheid; vermogen

ability

[ əbillətie] 〈meervoud: abilities〉

1 bekwaamheid ⇒ vermogen, bevoegdheid 〈 ook juridisch〉

2 〈 voornamelijk meervoud〉 talent ⇒ (geestes)gave

3 solvabiliteit ⇒ solventie

English-Dutch dictionary > ability
4 credit

n. krediet, afbetaling; vertrouwen; recht, voorrecht; waardering; eer; in zijn voordeel
--------
v. geloven; crediteren

credit¹

[ kreddit]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈Amerikaans-Engels; school(wezen)〉 studiepunt ⇒ examen/tentamenbriefje

2 〈 voornamelijk enkelvoud〉 sieraad

♦voorbeelden:

2   she's a credit to our family • ze is een sieraad voor onze familie

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 krediet

2 credit ⇒ creditzijde creditpost

3 tegoed ⇒ spaarbanktegoed, positief saldo

♦voorbeelden:

1   unlimited credit • onbeperkt/blanco krediet

     buy on credit • op krediet/afbetaling kopen

III 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 geloof ⇒ vertrouwen

2 eer ⇒ lof, verdienste

3 krediet(waardigheid) ⇒ solventie, goede naam

4 krediet(termijn)

♦voorbeelden:

1   gain credit • geloofwaardiger worden

     do you give credit to that story? • hecht jij enig geloof aan dat verhaal?

     lend credit to • bevestigen, geloofwaardig maken

2   it does you credit, it is to your credit, it reflects credit on you • het siert je, het strekt je tot eer

     he took the credit for it • hij ging met de eer strijken

     〈 spreekwoord〉 give credit where credit is due • ere wie ere toekomt

     they have 30 albums to their credit • ze hebben 30 elpees op hun naam

3   his credit is good • hij is kredietwaardig

IV 〈 meervoud〉

1 titelrol ⇒ aftiteling

————————

credit²

〈 werkwoord〉

1 geloven ⇒ geloof hechten aan

2 crediteren ⇒ op iemands tegoed bijschrijven

3 toedenken ⇒ toeschrijven

♦voorbeelden:

2   credit an amount to someone/to someone's account, credit someone with an amount • iemand voor een bedrag crediteren

3   he's credited with the invention • de uitvinding staat op zijn naam

English-Dutch dictionary > credit

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

solventie

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

solventie

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: