-
1 op en neer/heen en weer bewegen
op en neer/heen en weer bewegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op en neer/heen en weer bewegen
-
2 bewegen
1 [in beweging brengen] move4 [overhalen, aanzetten] move ⇒ induce/bring/get (someone to)♦voorbeelden:1 op en neer/heen en weer bewegen • move up and down/to and fro; 〈 snel〉 bob; wag, waggle 〈 lichaamsdeel〉2 de veer beweegt het uurwerk • the spring keeps the works in motion/runningII 〈wederkerend werkwoord; zich bewegen〉3 [met een bepaald onderwerp/terrein te maken hebben] be engaged (in), be active (in (the field of)) 〈 met betrekking tot personen〉; be concerned (with) 〈 met betrekking tot boek, film e.d.〉♦voorbeelden:u beweegt u te weinig • you don't get enough exercise♦voorbeelden:bewegende delen • moving partsniet bewegen! • don't move!in een baan rond de aarde bewegen • orbit the earth -
3 flit
n. met de noorderzon vertrekken--------v. fladderen, zweven, vliegen; (snel) heen en weer gaan (schieten), (weg)trekken; verhuizenflit1♦voorbeelden:————————flit2〈werkwoord; flitted〉3 snel heen en weer bewegen ⇒ zweven, vliegen♦voorbeelden: -
4 flutter
n. gefladder, fladderen; gejaagdheid, agitatie; speculatie, gokje--------v. fladderen, klapwielen, dwarrelen, wapperen; trillenflutter1[ fluttə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————flutter24 zenuwachtig/opgewonden rondlopen ⇒ ijsberen5 snel/onregelmatig slaan ⇒ (snel) kloppen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 snel (heen en weer) bewegen ⇒ doen klapperen/wapperen♦voorbeelden: -
5 trillen
2 [beven] tremble♦voorbeelden: -
6 schieten
2 [plotseling opkomen] 〈 zie voorbeelden〉3 [uitbotten] shoot (up), sprout♦voorbeelden:goed/slecht schieten • be a good/bad shotop iemand schieten • shoot/take a shot at someoneop de menigte schieten • fire into the crowdhet is hem in zijn rug geschoten • he's cricked his backer schiet mij net iets te binnen • I've just thought of somethingweer te binnen schieten • come back (to mind)heen en weer schieten • flick(er), flashbij het ongeluk was hij door de voorruit geschoten • during the crash he had been thrown out of the car through the windscreenin zijn kleren schieten • throw one's clothes onsnel weer in bed schieten • dart back into bediets niet laten schieten • hang on to somethingeen kans laten schieten • pass over an opportunityII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [treffen] shoot3 [in een toestand brengen] shoot4 [met betrekking tot gewassen] shoot♦voorbeelden:zich voor de kop/zich een kogel door het hoofd schieten • blow out one's brains1 [balsport] shoot♦voorbeelden:in het doel schieten • net (the ball)
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский