-
1 nick
n. snee; kerf; staat; bajes (slang)--------v. snijden; kerven; stelen; afzetten (slang)nick1[ nik]♦voorbeelden:1 gesteldheid ⇒ staat, vorm♦voorbeelden:1 in bad/poor nick • er slecht/belazerd aan toein good nick • in prima conditie————————nick2〈 werkwoord〉1 inkepen/kerven ⇒ kartelen, krassen -
2 slice
n. plakje, stukje, deel, onderdeel; partje, schijfje; portie; eetlepel; pannelikker--------v. in plakken snijden, afsnijdenslice1[ slajs] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 plak(je) ⇒ snee(tje), schijf(je)2 deel3 schep♦voorbeelden:it is a slice of life • het is uit het leven gegrepenslice of luck • meevaller————————slice2II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 verdelen♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский