-
1 sleeën
♦voorbeelden: -
2 sleeën
♦voorbeelden:1 de kinderen sleeden naar beneden • the children sledged/sledded down the hill -
3 sleeen
гл.общ. кататься на санках, перевозить на санках -
4 sleeën
Schlitten fahren -
5 sleeën
-
6 sledge
n. slede, slee--------v. Sleeën; voorhamer, mokersledge1[ sledzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 slee————————sledge2〈 werkwoord〉1 sleeën -
7 кататься на санках
vgener. sleden, sleeenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > кататься на санках
-
8 перевозить на санках
vgener. sleden, sleeenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > перевозить на санках
-
9 bobsled
-
10 sled
-
11 sleigh
n. slee--------v. Sleeënsleigh1[ slee] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————sleigh2〈 werkwoord〉1 arren -
12 toboggan
-
13 eskimo dog
n. eskimohond, ras van grote sterke hond met opstaande oren en een dikke vacht gebruikt om sleeën in noordpoolgebieden voort te trekken -
14 luge
-
15 schlitter
-
16 traînage
-
17 кататься на санках
vgener. sleden, sleeen -
18 перевозить на санках
vgener. sleden, sleeen -
19 Schlitten
Schlitten〈m.; Schlittens, Schlitten〉♦voorbeelden:1 Schlitten fahren • sleeën, sleetje rijden¶ 〈 figuurlijk〉 mit jemandem Schlitten fahren • (a) met iemand de vloer aanvegen; (b) iemand uitkafferen -
20 Schlitten fahren
sleeën, sleetje rijden
Страницы
- 1
- 2