-
21 femmelette
femmelette [faamlet]〈v.〉 -
22 gonzesse
-
23 mauviette
-
24 mazette
-
25 un velléitaire
un(e) velléitaire -
26 velléitaire
velléitaire [vellee.ieter]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m. & v.〉1 slap ⇒ willoos, besluiteloos♦voorbeelden: -
27 être une petite nature
être une petite nature -
28 schlemiel
-
29 dweil
♦voorbeelden: -
30 schlemiel
1 [slappeling] wally2 [pechvogel] unlucky person♦voorbeelden:1 een lange schlemiel • a beanpole (of a boy/man) -
31 schlemielig
-
32 stropop
-
33 Dünnmann
Dünnmann〈m.; meervoud Dünnmänner〉 〈informeel; pejoratief〉 -
34 Jammergestalt
-
35 Jämmerling
-
36 Leisetreter
-
37 Schlappohr
-
38 Schlappsack
-
39 Schmachtlappen
-
40 Schwächling
Страницы