-
1 drowse
n. lichte slaap--------v. slaperig zijn, dommelendrowse1[ drauz] 〈zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉————————drowse21 slaperig zijn ⇒ dommelen, loom zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 slaperig maken ⇒ suf maken, sloom maken -
2 dozy
-
3 drowsy
-
4 sleepy
-
5 slumberous
adj. slaperig, sluimerend[ slumbrəs] -
6 somnolent
-
7 bleary
adj. koud; treurig; ontbloot, blootgesteld, onbeschut[ bliərie] 〈 bleariness〉 -
8 comatose
-
9 lethargic
adj. lethargisch, sloom; onverschillig; langzaam[ liθa:dzjik] 〈 lethargically〉1 lethargisch ⇒ slaperig, (s)loom -
10 lethargy
n. lethargisch, slaperig; diepe slaap; niet geïnteresseerd; vermoeid[ leθədzjie] -
11 dozer
n. slaperig, soezerig -
12 eaters coma
toestand waarin iemand lui en slaperig is en niet gemotiveerd is iets te doen behalve te rusten, relaxeren of slapen; toestand die over het algemeen plaats vindt kort na de maaltijd -
13 sleeping
adj. slapend; slaperig; slaapmakend--------n. slaap; coma -
14 somnambulistic
adj. slaperig
См. также в других словарях:
Schläfrig — 1. De släprig is, de slümm rig is, wat deit he bi de Brût. (Stadland.) – Firmenich, III, 24, 20. 2. Wer schläfrig ist, was soll der bei der Braut. Holl.: Die slaperig is, wat doet hij bij de bruid. (Harrebomée, II, 273a.) *3. Er ist schläfriger… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon