-
1 setzen
setzen♦voorbeelden:1 hoch setzen • hoog, veel inzetten¶ setzen! • (gaan) zitten!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zetten, stellen, plaatsen ⇒ oprichten; vestigen; brengen♦voorbeelden:〈 sport en spel〉 einen Stein setzen • een steen verplaatsen, een zet doenden Stuhl an den Tisch setzen • de stoel bij de tafel zetten, schuivenzwei Dinge zueinander in Beziehung setzen • twee dingen met elkaar in verband brengenetwas in Brand setzen • iets in brand stekenetwas in Kraft setzen • iets in werking stelleneinen Text in Musik, in Noten setzen • een tekst op muziek, op noten zettenjemanden über einen andern setzen • iemand boven iemand anders plaatsenjemanden über den Fluss setzen • iemand de rivier overzetten(zu einem Verbrechen) eine hohe Strafe setzen • (op een misdaad) een zware straf stellenjemandem etwas als Aufgabe setzen • iemand iets tot taak stellenSalat setzen • sla uitzetten〈 informeel〉 gleich setzt es (et)was! • dadelijk zwaait er wat!1 gaan zitten, plaatsnemen2 zich plaatsen, zich zetten3 bezinken, neerslaan5 〈 aardrijkskunde〉zich zetten, inklinken♦voorbeelden:bitte, setzen Sie sich! • gaat u zitten!sich aufrecht, gerade setzen • rechtop gaan zittensich bequem setzen • er gemakkelijk bij gaan zittensich ans Fenster setzen • aan, bij het raam gaan zittensich aufs Rad setzen • op zijn fiets stappensich zu jemandem setzen • bij iemand gaan, komen zittensich auf eine andere Fahrbahn setzen • van rijstrook wisselen————————setzen!(gaan) zitten! -
2 sich auf den Hintern setzen
sich auf den Hintern setzen(a) op z'n achterwerk vallen; 〈 (b) figuurlijk〉 met iets flink aan het werk gaan • 〈 (c) figuurlijk〉 helemaal beduusd zijnWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich auf den Hintern setzen
-
3 sich auf den Hosenboden setzen
sich auf den Hosenboden setzenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich auf den Hosenboden setzen
-
4 sich auf die Hosen setzen
sich auf die Hosen setzenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich auf die Hosen setzen
-
5 sich auf eine andere Fahrbahn setzen
sich auf eine andere Fahrbahn setzenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich auf eine andere Fahrbahn setzen
-
6 sich auf seine vier Buchstaben setzen
sich auf seine vier Buchstaben setzenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich auf seine vier Buchstaben setzen
-
7 sich den Hut auf den Kopf setzen
sich den Hut auf den Kopf setzenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich den Hut auf den Kopf setzen
-
8 Fuß
Fuß1〈m.; Fußes, Füße〉♦voorbeelden:1 mit bloßen Füßen • op blote voeten, blootsvoets〈informeel; figuurlijk〉 mit dem linken Fuß zuerst aufgestanden sein • met het verkeerde been uit bed gestapt zijnjemanden auf freien Fuß setzen • iemand op vrije voeten stellenauf großem Fuß leben • op grote voet leven〈informeel; figuurlijk〉 kalte Füße bekommen, kriegen • nattigheid voelen, terugkrabbelen〈 figuurlijk〉 auf schwachen, tönernen Füßen stehen • zwak staan, een zwakke basis hebbenstehenden Fußes • op staande voetFüße bekommen haben • spoorloos verdwenen zijn(festen) Fuß fassen • (vaste) voet krijgenden Fuß an Land setzen • voet aan wal zettensich auf den Füßen halten • zich op de been, staande houden〈 informeel〉 jemandem auf den Fuß, die Füße treten • (a) iemand op zijn tenen trappen; (b) iemand tot spoed aanzettenvon Kopf bis Fuß • van top tot teenetwas mit Füßen treten • iets met voeten tredenjemandem zu Füßen fallen • aan iemands voeten vallengut zu Fuß, Füßen sein • goed ter been zijn————————Fuß2〈m.; Fußes, Fuß〉 -
9 Kopf
〈m.; Kopf(e)s, Köpfe〉3 hoofd, kop ⇒ wil, zin7 hoofd, kop ⇒ titel, opschrift8 hoofd, kop ⇒ begin(stuk), boveneinde♦voorbeelden:sich die Köpfe heiß reden • heftig discussiërenKopf und Kragen riskieren • alles op het spel zetten〈 informeel〉 Kopf hoch! • kop op!die Menge stand Kopf an Kopf • je kon over de hoofden lopen〈informeel; schertsend〉 jemandem auf den Kopf spucken können • een stuk groter zijn dan iemand andersalles auf den Kopf stellen • (a) de hele zaak door elkaar halen; (b) de hele zaak verkeerd voorstellender Ruhm ist ihm in den Kopf gestiegen • de roem is hem naar het hoofd gestegenmit seinem Kopf für etwas einstehen • volledig voor iets instaanmit bloßem Kopf • blootshoofdspro Kopf • per persoon, per hoofd〈 figuurlijk〉 er ist seinen Eltern über den Kopf gewachsen • hij laat zich niks meer vertellen door zijn oudersbis über den Kopf in Schulden stecken • tot over de oren in de schulden stekenvon Kopf bis Fuß • van top tot teender Erfolg ist ihm zu Kopf gestiegen • het succes is hem naar het hoofd gestegen〈informeel; schertsend; figuurlijk〉 jemandem den Kopf zwischen die Ohren setzen • iemand op zijn nummer zettenKopf oder Zahl • kruis of munteinen kühlen Kopf bewahren • het hoofd koel houdenseinen Kopf aufsetzen • per se zijn zin willen hebbenseinen Kopf durchsetzen • zijn zin doordrijvendanach steht mir der Kopf nicht • daar heb ik geen zin in〈 figuurlijk〉 sich 〈 3e naamval〉 etwas durch den Kopf gehen lassen • zijn gedachten over iets laten gaanim Kopf rechnen • uit het hoofd (uit)rekenen4 die Besatzung war 100 Köpfe stark • de bemanning telde, bestond uit 100 koppen -
10 Nase
Nase〈v.; Nase, Nasen〉2 neusvis, sneep♦voorbeelden:〈 informeel〉 von etwas, jemandem die Nase (gestrichen) voll haben • van iets, iemand zijn buik vol hebbenüber jemanden, etwas die Nase rümpfen • voor iemand, iets de neus ophalen〈 informeel〉 immer der Nase nach • je neus altijd maar achterna, altijd maar rechtuitsich 〈 3e naamval〉 erst einmal frischen Wind um die Nase wehen lassen • eerst eens rondkijken, ervaring opdoen -
11 Welt
〈v.; Welt, Welten〉♦voorbeelden:das ist eine verkehrte Welt • dat is de wereld op zijn kop〈 informeel〉 die vornehme Welt • de betere, hogere kringen〈 informeel〉 so etwas hat die Welt noch nicht erlebt, gesehen! • zoiets is nog nooit vertoond!〈 informeel〉 das ist ja nicht die Welt! • dat is toch niet zo veel, zo erg!〈 informeel〉 alle Welt • Jan en alleman, iedereendas Beste, Schönste auf, in der Welt • het beste, mooiste van de wereldauf die, zur Welt kommen • ter wereld komenaus aller Welt • overal vandaan, (van)uit de hele wereld〈 informeel〉 nicht aus der Welt sein • niet ver weg zijn, liggen, wonensich durch die Welt schlagen • zich door het leven slaanin alle Welt • overal heenin aller Welt bekannt • overal, over de hele wereld bekendüberall in der Welt • overal ter werelder ist viel, weit in der Welt herumgekommen • hij heeft veel van de wereld gezien〈informeel; figuurlijk〉 ein Gerücht in die Welt setzen • een gerucht in omloop brengen, verspreiden〈informeel; figuurlijk〉 um nichts in der Welt, nicht um alles in der Welt • voor geen goud, geld (ter wereld)um die halbe Welt kommen • de halve wereld afreizenvor aller Welt • in het openbaar, ten aanschouwen van iedereen¶ was in aller Welt! • wat voor de drommel?warum in aller Welt? • waarom in vredesnaam? -
12 Stelle
Stelle〈v.; Stelle, Stellen〉1 plaats, plek♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 eine weiche Stelle • een tere, zwakke plekan dieser Stelle • op deze plaatsan deiner Stelle • in jouw plaatsan passender, unpassender Stelle • op het juiste, verkeerde ogenblikan jemandes Stelle treten • in de plaats van iemand komenich möchte nicht an deiner Stelle sein • ik zou niet in jouw schoenen willen staanetwas an die Stelle von etwas setzen • iets vervangen door ietsan Stelle, anstelle von • in plaats vanauf der Stelle • onmiddellijk, meteenauf der Stelle tot • op slag dood〈 informeel〉 auf der Stelle treten • (a) de pas markeren; 〈 (b) figuurlijk〉 een pas op de plaats makenetwas von der Stelle bewegen, rücken • iets verplaatsen, van zijn plaats krijgen〈 figuurlijk〉 nicht von der Stelle kommen • niet opschieten, niet vooruitkomensich nicht von der Stelle rühren • geen voet (kunnen) verzettennicht von der Stelle weichen • van geen wijken weteneine Stelle antreten • in functie, dienst treden -
13 Buchstabe
Buchstabe〈m.; Buchstabens, Buchstaben; 2e naamval zelden Buchstaben〉♦voorbeelden:sich zu sehr an den Buchstaben halten • te zeer naar de letter handelenbis auf den letzten Buchstaben • naar de letter, tot het uiterstenach dem Buchstaben gehen • naar de letter handelen -
14 ansetzen
ansetzenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 beginnen, vormen5 aanzetten, vormen7 ramen, begroten♦voorbeelden:das Glas ansetzen • het glas aan de mond zetten6 eine Besprechung auf, für den nächsten Tag ansetzen • een bespreking voor de volgende dag vaststellen9 eine Bowle, einen Likör ansetzen • een bowl, likeur bereiden¶ 〈 figuurlijk〉 den Hebel an der richtigen Stelle ansetzen • iets goed, op de juiste manier aanpakken♦voorbeelden:1 Kalk, Zahnstein setzt sich an • kalk, tandsteen zet aan -
15 Trab
〈m.; Trab(e)s〉♦voorbeelden:1 〈informeel; figuurlijk〉 jemanden auf Trab bringen • iemand achter de broek, vodden zitten, aanporren〈 figuurlijk〉 auf Trab kommen • op dreef, gang komen〈informeel; figuurlijk〉 jemanden in Trab halten • iemand geen rust gunnen, bezighouden -
16 Hinterbein
-
17 Hintern
Hintern〈m.; Hinterns, Hintern〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:sich auf den Hintern setzen • (a) op z'n achterwerk vallen; 〈 (b) figuurlijk〉 met iets flink aan het werk gaan • 〈 (c) figuurlijk〉 helemaal beduusd zijn -
18 Hoffnung
Hoffnung〈v.; Hoffnung, Hoffnungen〉♦voorbeelden:leere Hoffnung • ijdele hoopeine leise Hoffnung • een sprankje hoopseine Hoffnungen begraben • alle hoop opgevenjemandem Hoffnungen machen • bij iemand verwachtingen wekkendie Hoffnung nähren • de hoop koesterenseine Hoffnung auf jemanden setzen • zijn hoop op iemand vestigen〈 formeel〉 in die Hoffnung kommen • zwanger worden, in verwachting raken -
19 Hose
Hose〈v.; Hose, Hosen〉1 broek, pantalon2 broekje, slipje♦voorbeelden:die Hosen voll kriegen • een pak voor de broek krijgendem Jungen die Hosen spannen, stramm ziehen • de jongen een pak voor de broek geven -
20 Hosenboden
Hosenboden〈m.〉♦voorbeelden:
- 1
- 2
См. также в других словарях:
sich setzen — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • sitzen • sich hinsetzen • sich heimisch fühlen • sich einleben • sich beruhigen … Deutsch Wörterbuch
setzen — (sich) niederlassen; einstellen; legen; tun (umgangssprachlich); stellen; lagern (auf, über) * * * set|zen [ zɛts̮n̩], setzte, gesetzt: 1. <+ sich> eine sitzende Stellung einnehmen: du darfst dich nicht auf den Boden setzen … Universal-Lexikon
setzen — Sich gut setzen: vorteilhaft einheiraten. Die Redensart ist auch in mundartlicher Form besonders im Rheinland üblich. Sie bewahrt die Erinnerung an einen alten Hochzeitsbrauch, der rechtliche und symbolische Bedeutung hatte: der Einheiratende… … Das Wörterbuch der Idiome
Setzen — Setzen, 1) (sich setzen), niedriger werden, bes. von Dingen, welche eine ungewöhnliche Ausdehnung haben od. aus einzelnen Theilen zusammengesetzt worden sind; so setzt sich eine Mauer, ein Gewölbe, ein neugebauter Deich, ein Straßenpflaster, der… … Pierer's Universal-Lexikon
setzen, sich — sich setzen V. (Grundstufe) einen Sitzplatz einnehmen Synonym: sich hinsetzen Beispiele: Ich habe mich auf den Stuhl gesetzt. Er setzte sich an den Computer und begann seine Arbeit. Wir setzten uns im Kreis um das Feuer. sich setzen V.… … Extremes Deutsch
sich legen — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • liegen • sich heimisch fühlen • sich einleben • sich beruhigen • sich setzen Bsp … Deutsch Wörterbuch
sich beruhigen — [Network (Rating 5600 9600)] Auch: • sich eingewöhnen • j n beruhigen • sich heimisch fühlen • sich einleben • sich legen … Deutsch Wörterbuch
sich heimisch fühlen — [Redensart] Auch: • sich einleben • sich beruhigen • sich legen • sich setzen Bsp.: • Hast du dich in Berlin schon eingelebt? Ach ja, danke, ich fühle mich schon wie zu Hause … Deutsch Wörterbuch
sich einleben — [Redensart] Auch: • sich heimisch fühlen • sich beruhigen • sich legen • sich setzen Bsp.: • Hast du dich in Berlin schon eingelebt? Ach ja, danke, ich fühle mich schon wie zu H … Deutsch Wörterbuch
auf etwas verweisen — (sich) beziehen auf; referenzieren; in Beziehung zueinander setzen … Universal-Lexikon
Setzen (2) — 2. Sêtzen, verb. reg. act. nur daß einige Oberdeutsche Mundarten im Imperf. für setzte, satzte, und im Mittelworte gesatzt für gesetzt sagen. Es ist das Factitivum von sitzen, und bedeutet eigentlich sitzen machen, in weiterm Verstande aber auch… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart