Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

schuimen

Толкование Перевод

1 to foam

schuimen

English-Dutch technical dictionary > to foam
2 to froth

schuimen

English-Dutch technical dictionary > to froth
3 foam

n. schuim, schuimrubber
--------
v. schuimen; schuimbekken

foam¹

[ foom] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 schuim

2 schuimrubber

3 〈 formeel〉zilte schuim/nat ⇒ baren, zee

————————

foam²

〈 werkwoord〉

1 schuimen

2 schuimbekken

♦voorbeelden:

2 foam at the mouth • schuimbekken 〈 ook figuurlijk〉

English-Dutch dictionary > foam
4 froth

n. schuim; oppervlakkigheid, gebazel
--------
v. schuimen

froth¹

[ froθ] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 schuim

2 oppervlakkigheid ⇒ zeepbel

3 gebazel

————————

froth²

〈 werkwoord〉

1 schuimen ⇒ schuimbekken

♦voorbeelden:

1 froth at the mouth • schuimbekken

English-Dutch dictionary > froth
5 lather

n. zeepsop; schuim; zweet (v. paard); spanning (slang)
--------
v. schuimen; met schuim bedekken, schuimbekken (paard); inzepen; afranselen (slang)

lather¹

[ la:ðə] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 (zeep)schuim ⇒ 〈 in het bijzonder〉 scheerschuim

2 schuimig zweet 〈 in het bijzonder van paard〉

♦voorbeelden:

¶ 〈 informeel〉 in a lather • opgejaagd, jachtig

————————

lather²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 schuimen 〈 van zeep〉

2 schuimig zweten 〈 van paard〉

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 inzepen ⇒ met zeep/schuim bedekken 〈 in het bijzonder voor het scheren〉

2 〈 informeel〉 een pak slaag geven ⇒ afrossen

English-Dutch dictionary > lather
6 churn

n. melkbus
--------
v. karnen, boter maken; lawaai maken

churn¹

[ tsjə:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 karn(ton)

2 〈 Brits-Engels〉 melkbus

————————

churn²

〈 werkwoord〉

1 roeren 〈 melk of room〉

2 karnen

3 omroeren ⇒ laten schuimen, omschudden

♦voorbeelden:

2   churn butter • boter karnen

3   churn milk to foam • melk opkloppen tot ze schuimt

     the bouncing of the car made my stomach churn • door het gehobbel van de auto kwam mijn maag in opstand

¶ 〈 informeel〉 churn out • (in grote hoeveelheden tegelijk) produceren, afdraaien 〈 tekst〉

English-Dutch dictionary > churn
7 cream

adj. room
--------
n. slagroom, room, crème; puik; (kleur)crème
--------
v. opkloppen

cream¹

[ krie:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 (slag)room

2 roomsaus ⇒ roomschotel/soep/gerecht

3 crème 〈 voor op huid〉

4 〈 vaak attributief〉 crème 〈 kleur〉

5 〈 the〉 crème 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ puikje, fine fleur

♦voorbeelden:

1   clotted cream • dikke/geklonterde room

————————

cream²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 schuimen ⇒ schuim/room vormen

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 romen ⇒ opromen, ontromen, afromen 〈 ook figuurlijk〉

♦voorbeelden:

1   cream off • afromen

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 kloppen ⇒ (krachtig) dooreenroeren

2 room/eieren/boter toevoegen aan ⇒ in/met room e.d. bereiden

3 inwrijven/smeren 〈 huid〉

♦voorbeelden:

2   creamed potatoes • aardappelpuree

English-Dutch dictionary > cream
8 effervesce

v. borrelen, bruisen

effervesce

[ effəves]

1 borrelen ⇒ bruisen, schuimen

2 opgewonden/uitgelaten zijn

English-Dutch dictionary > effervesce
9 froth up

froth up

1 doen schuimen

English-Dutch dictionary > froth up
10 spume

n. schuim, bruis
--------
v. schuimen, bruisen

spume

[ spjoe:m] 〈 voornamelijk formeel〉

1 schuim ⇒ bruis

English-Dutch dictionary > spume
11 whip

n. zweep; zweepslag; striem; slagroom; schuim, eierschuim; verkiezings oproep; het verzamelen van jachthonden; molenwiek, rijs, twijg
--------
v. met de zweep slaan; slaan; doen schuimen; klappen krijgen; snelle beweging; verzamelen; verlies lijden; vissen; binden

whip¹

[ wip] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 zweep ⇒ karwats, gesel

2 〈 politiek〉 whip ⇒ fractielid dat zijn medeleden informeert en tot opkomst maant

3 〈Brits-Engels; politiek〉 oproep tot aanwezigheid

4 dessert van stijf geklopte room of eiwit ⇒ mousse

♦voorbeelden:

3   a three-line whip • een dringende 〈 driemaal onderstreepte〉 oproep

→ fair fair/

————————

whip²

〈 whipped〉

I 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 snel bewegen/doen ⇒ snellen, schieten

♦voorbeelden:

1   she whipped off her coat • zij gooide haar jas uit

     whip up • snel oppakken; snel in elkaar draaien/flansen

     he whipped round the corner • hij schoot de hoek om

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 overhands naaien

2 zwepen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ (met de zweep) slaan, ranselen

3 afvissen

4 kloppen 〈slagroom enz.〉 ⇒ stijf slaan

5 doen tollen 〈 zweeptol〉

6 〈 slang〉 verslaan ⇒ kloppen, in de pan hakken

♦voorbeelden:

2   the rain whipped the windows • de regen striemde tegen de ramen

     he whipped up his audience • hij zweepte zijn toehoorders op

4   whipped cream • slagroom

English-Dutch dictionary > whip

См. также в других словарях:

Fett (Subst.) — 1. Aus dem Fette entstehen keine Eingeweide. 2. Dat Fett drifft doch bâwen, all is t ôk van n dôden Hund. – Bueren, 92; Frommann, II, 536, 133; Firmenich, III, 27, 60. 3. Dat Fett mutt alltyd bawen (oben) dryven. – Richey, 11. 4. Des Fettes wegen … Deutsches Sprichwörter-Lexikon

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

schuimen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

schuimen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: