-
1 schieben
schiebenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉1 (voort)schuiven, (voort)duwen2 zwarte handel drijven ⇒ zwendelen, knoeien; smokkelen♦voorbeelden:das Fahrrad auf den Berg schieben • de fiets de berg op duwenseine Schmerzen auf das Wetter schieben • het weer de schuld voor zijn pijn gevenBedenken von sich schieben • bezwaren van de hand wijzen1 schuifelen, sloffen1 schuiven, zich (langzaam) voortbewegen ⇒ schuifelen -
2 scharren
-
3 schleichen
schleichenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
4 schlurfen
-
5 schlurren
См. также в других словарях:
schuifelen — dribi … Woordenlijst Sranan