Перевод: с нидерландского на все языки

schraalheid

1 schraalheid

schraalheid

1 [magerheid] maigreur 〈v.〉

2 [geringe vruchtbaarheid] aridité 〈v.〉

3 [ruwheid] rugosité 〈v.〉

Deens-Russisch woordenboek > schraalheid
2 schraalheid

schraalheid

1 [magerheid] leanness

2 [geringheid in hoeveelheid] sparsity ⇒ scarcity

3 [geringe vruchtbaarheid] infertility ⇒ aridity 〈 dorheid〉

4 [geestelijke armoede] aridity

5 [ruwheid] dryness

6 [gierigheid] miserliness

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > schraalheid
3 schraalheid

de

Kargheit f

Niederländisch-Deutsch Wörterbuch > schraalheid
4 schraalheid

n. leanness, poverty, infertility

Holandés-inglés dicionario > schraalheid
5 schraalheid

скудость; бедность; мизерность; шершавость; непитательность

Dutch-russian dictionary > schraalheid
6 karigheid

karigheid

1 [grote zuinigheid] parcimonie 〈v.〉

2 [schraalheid] frugalité 〈v.〉

Deens-Russisch woordenboek > karigheid