-
61 dominer
dominer [dommienee]1 (over)heersen ⇒ de overhand hebben, in de meerderheid zijn♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 overheersen ⇒ beheersen, bedwingen♦voorbeelden:dominer la situation • de toestand meester zijndominer le tumulte • boven het lawaai uitkomenil domine de beaucoup le reste de l'équipe • hij steekt met kop en schouders boven zijn ploeggenoten uitv1) (over)heersen, beheersen -
62 épaule
épaule [eepool]〈v.〉1 schouder♦voorbeelden:donner un coup d'épaule à qn., prêter l'épaule à qn. • iemand een handje helpenhausser, lever les épaules • zijn schouders ophalenployer, courber les épaules • zich gewonnen geven, door de knieën gaanavoir la tête enfoncée dans les épaules • een korte nek hebben→ têtef1) schouder2) schouderstuk [dier] -
63 porter
porter [portee]♦voorbeelden:porter sur le public • aanslaan bij het publiekII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dragen ⇒ meevoeren, bij zich hebben, aan, op hebben, drachtig zijn2 brengen (naar) ⇒ (ver)voeren (naar), leggen (op), wenden (naar), drijven (tot)5 bevatten ⇒ hebben, vertonen, bezitten7 vermelden ⇒ doorgeven, inschrijven, noteren♦voorbeelden:porter le deuil • in de rouw zijnmes jambes ne me portent plus • ik kan niet meer op mijn benen staanporter le poids de • de last torsen vanelle porte bien cette toilette • dit toiletje staat haar heel goedporter qn. en triomphe • iemand in triomf op de schouders dragenporter à la poste • postenporter qc. à sa perfection • iets tot in de puntjes verzorgenporter devant le tribunal • voor het gerecht brengenporter en terre • ten grave dragenporter son regard sur • zijn blik laten gaan overporter la conversation sur • het gesprek brengen opporter ses efforts sur • zich helemaal inzetten voorporter son regard vers • zijn blik richten oplivre portant le titre • boek met als titelporter les traces, les marques de • sporen vertonen vanêtre porté à croire que • alle reden hebben om te geloven dattout porte à croire que • alles wijst erop datporter au compte profits et pertes • op de winst-en-verliesrekening boekenporter sur un registre • inschrijven, boeken2 het … maken 〈 gezondheid〉5 zich laten verleiden (tot) ⇒ gaan (tot), komen (tot), zover komen dat♦voorbeelden:3 se porter candidat à • zich kandidaat stellen voor, solliciteren naarse porter garant de • borg staan voorse porter en tête (de) • vooropgaan, vooraan gaan rijdenles regards se portent sur • de blikken richten zich oples soupçons se portent sur lui • de verdenking valt op hem5 se porter aux dernières extrémités • ontzettend kwaad, handtastelijk worden————————v1) steunen (op)6) dragen8) veroorzaken9) tonen10) vertonen, bezitten11) aanzetten (tot)12) vermelden, inschrijven -
64 tomber
tomber1 [tõbee]〈m.〉 〈 sport en spel〉————————tomber2 [tõbee]3 (weg)vallen ⇒ verzwakken, verdwijnen, dalen4 te lijf gaan ⇒ zich werpen (op), aanvallen5 worden ⇒ geraken, vallen6 vallen ⇒ vervallen, instorten7 (bij toeval) komen ⇒ verschijnen, geraken♦voorbeelden:tomber mort, raide mort • morsdood neervallenil laissa tomber ces mots • hij zei de volgende woorden〈 informeel〉 laisse tomber! • kap er mee, geef 't op!!!laisser tomber qn. • iemand laten vallen, zich niet meer voor iemand interesserenlaisser tomber qc. • iets laten vallen, iets loslaten, zich niet meer met iets bezighoudenjupe qui tombe bien • rok die goed valttomber dans les bras de qn. • iemand in de armen vallentomber dans l'escalier • op de trap vallenla rue tombe dans une autre • de straat komt op een andere straat uittomber de fatigue • van moeheid omvallenmots qui tombent des lèvres de qn. • woorden die van iemands lippen komenle stylo m'est tombé des mains • de vulpen viel uit mijn handentomber par la fenêtre • uit het raam vallenle soleil lui tombe sur les yeux • de zon schijnt in zijn ogendes toits qui tombent bien bas sur les fenêtres • laag overhangende dakentomber sur ses pieds • op zijn voeten terechtkomenle jour tombe • de avond valtle vent est tombé • de wind is gaan liggen4 ils nous sont tombés dessus • ze hebben ons overvallen, verrast5 tomber amoureux, malade • verliefd, ziek wordentomber dans une erreur • in een fout vervallentomber dans la misère • in ellende gerakenil est tombé bien bas • hij is wel diep gezonken7 ça tombe bien, mal • dat treft goed, slechtil est bien tombé • hij heeft het goed getroffentomber juste • opgaan, de spijker op de kop slaanje suis tombé en pleine réunion • ik kwam midden in de vergadering binnenvallencet article m'est tombé sous les yeux • dat artikel is me toevallig onder ogen gekomentomber sur qn. • iemand tegen het lijf lopentomber sur qc. • ergens tegenaan lopen♦voorbeelden:→ vestev2) uitvallen3) verzwakken4) aanvallen5) worden6) verschijnen, komen7) vallen (op) [datum]8) uitkomen [krant] -
65 coltiner
coltiner [koltienee] -
66 coudée
-
67 décolleter
décolleter [deekoltee]〈 werkwoord〉 -
68 débarrasser qn. d' un poids
débarrasser qn. d' un poidsDictionnaire français-néerlandais > débarrasser qn. d' un poids
-
69 dépasser qn. de cent coudées
dépasser qn. de cent coudéesDictionnaire français-néerlandais > dépasser qn. de cent coudées
-
70 enfoncé
enfoncé [ãfõsee]♦voorbeelden: -
71 *hausser
*hausser ['oosee]1 verhogen ⇒ verheffen, optrekken, vermeerderen♦voorbeelden:hausser le ton • een hoge toon aanslaanhausser la voix • z'n stem verheffenhausser une maison d' un étage • een verdieping op een huis zettencela ne le hausse pas dans mon estime • dat doet hem niet in mijn achting stijgen♦voorbeelden:se hausser sur la pointe des pieds • op de tenen gaan staan -
72 hausser les épaules
hausser les épaules -
73 il domine de beaucoup le reste de l'équipe
il domine de beaucoup le reste de l'équipeDictionnaire français-néerlandais > il domine de beaucoup le reste de l'équipe
-
74 la tête enfoncée dans les épaules
la tête enfoncée dans les épaulesDictionnaire français-néerlandais > la tête enfoncée dans les épaules
-
75 hausser, lever les épaules
hausser, lever les épaulesDictionnaire français-néerlandais > hausser, lever les épaules
-
76 manteau trop étroit de carrure
manteau trop étroit de carrureDictionnaire français-néerlandais > manteau trop étroit de carrure
-
77 portemanteau
portemanteau [portmãtoo]〈m.〉♦voorbeelden: -
78 porter qn. en triomphe
porter qn. en triomphe -
79 tombant
-
80 une robe qui découvre les épaules
une robe qui découvre les épaulesDictionnaire français-néerlandais > une robe qui découvre les épaules
См. также в других словарях:
Schulter — 1. Auf der schwächsten Schulter ruht oft die schwerste Last. Holl.: Die de zwakste schouders heeft, moet het zwaarste pak dragen. (Harrebomée, II, 260b.) 2. Auf Einer Schulter kann man nicht zwei Bürden tragen. Zwei Wassermelonen finden nicht… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Schulter — Einem die kalte Schulter zeigen: ihn abweisend behandeln, ihn zurücksetzen; kalt, gleichgültig gegenüber einem anderen auftreten; so tun, als kenne man ihn nicht; ihm die Hilfe versagen. Die Redensart, die besonders in Norddeutschland üblich ist … Das Wörterbuch der Idiome
National anthem of the Orange Free State — Vrystaatse Volkslied English: The national anthem of the Orange Free State anthem of Orange Free State Adop … Wikipedia
Tonny van der Linden — Anthonie „Ton“ oder „Tonny“ van der Linden (* 29. November 1932 in Zuilen bei Utrecht) ist ein ehemaliger niederländischer Fußballspieler, der 1958 mit dem Utrechter Club DOS niederländischer Meister wurde und in 24 Spielen für die… … Deutsch Wikipedia
Vrystaatse Volkslied — Vrystaatse Volkslied (af) Hymne national de l État libre … Wikipédia en Français
Vrystaatse Volkslied — Das Vrystaatse Volkslied war die Nationalhymne der unabhängigen Burenrepublik Oranje Freistaat während der Zeitdauer ihres Bestehens von 1854 bis 1902. Der Text auf Niederländisch lautet: Heft, Burgers, t lied der vrijheid aan En zingt ons eigen… … Deutsch Wikipedia
Achsel — Etwas auf seine Achseln (Schultern) nehmen: eine Sache und deren Folgen auf sich nehmen, die Verantwortung dafür übernehmen. Gleichbedeutend sind die Redensarten: ›Etwas auf seine Kappe nehmen‹, ⇨ Kappe.{{ppd}} Etwas auf die leichte Achsel… … Das Wörterbuch der Idiome
Tragen — 1. Das alle nicht können tragen, das kann auch einer allein nicht tragen. – Henisch, 847, 10. 2. Der hat gut tragen, den es nicht drückt. It.: A chi non pesa, ben porta. 3. Die wir heut tragen, morgen uns schlagen. 4. Durch Tragen lernt man… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Zwerg — 1. Aus hundert Zwergen lässt sich kein Riese herauswählen. – Altmann VI, 465. 2. Der Zwerg bleibt immerdar ein Zwerg, und stünd er auf dem höchsten Berg. – Binder III, 4229. Lat.: Pumilio, licet in monte, non est magnus. (Seneca.) (Binder II,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon