-
1 composer
composer [kõpoozee]♦voorbeelden:composer avec l'ennemi • met de vijand onderhandelen over de overgavesavoir composer ( avec qn.) • met iemand kunnen samenwerkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈 een werk〉 vervaardigen ⇒ 〈 boek, gedicht enz.〉 schrijven ⇒ 〈schoolwerk enz.〉 maken, schilderen, componeren♦voorbeelden:composer ses paroles • gemaakt spreken2 zich vormen ⇒ zich samenstellen, zich vermengen♦voorbeelden:1. v1) samenstellen, vormen2) draaien [telefoonnummer]3) schrijven [boek]4) maken [huiswerk]5) componeren [muziek]6) aannemen [houding]7) zetten [boekwezen]2. se composerv -
2 composition
composition [kõpooziesjõ]〈v.〉2 (het) vervaardigen ⇒ (het) schrijven, (het) schilderen, (het) componeren♦voorbeelden:c'est un plat de ma composition • dit gerecht heb ik zelf bedachtentrer en composition avec • tot een vergelijk trachten te komen metvenir à composition • toegeven, concessies doenf5) werk, compositie6) schilderstuk7) proefwerk8) zetwerk9) opstel
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский