-
1 sauce
n. saus; specerij; brutaliteit (spreektaal); puree; toevoegsel van groente bij vlees--------v. sauzen; brutaal zijn (slang); verzachten (van vonnis)sauce1♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 what's sauce for the goose is sauce for the gander • gelijke monniken, gelijke kappen————————sauce2 -
2 souse
n. pekel (saus); het marineren, het inpekelenl; onderdompeling; pekelvlees--------v. dronken voeren; aanvallen; marineren, pekelen; in-, onderdompelen; overgieten; doornat worden[ saus]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 vinaigrette
-
4 bechamel sauce
n. witte saus,bechamel saus -
5 French dressing
-
6 I like it with sauce
-
7 Worcester sauce
-
8 barbecue
n. barbecue--------v. barbecuebarbecue1[ ba:bikjoe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 barbecue2 op barbecue geroosterd (stuk) dier/vlees————————barbecue2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
9 bind a sauce with corn flour
-
10 bind
v. binden; verplichten; zich houden aanbind1[ bajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 binding ⇒ band, gebondenheid♦voorbeelden:————————bind21 (aaneen)plakken ⇒ zich (ver)binden, vast/hard/dik worden♦voorbeelden:heat causes clay to bind • door de hitte wordt klei hardII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)binden ⇒ bijeenbinden, boeien2 bedwingen ⇒ aan banden leggen, hinderen3 verplichten ⇒ verbinden, dwingen4 verbinden ⇒ omwinden, omwikkelen6 binden ⇒ dik/hard/vast(er) maken♦voorbeelden:2 be snow-bound • vastzitten in/door de sneeuwshe felt bound down by the regulations • ze voelde zich aan banden gelegd door de bepalingen3 she's bound to come • ze moet (wel)/is verplicht te komen, ze zal zeker komenbind someone to secrecy • iemand tot geheimhouding verplichtenhe's bound up in his job • hij gaat helemaal op in zijn werk→ bind over bind over/ -
11 boat
n. schip, boot; schaal--------v. uit varen/roeien/zeilen gaanboat1[ boot] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (open) boot ⇒ vaartuig, (dek)schuit, sloep3 (jus/saus)kom♦voorbeelden:miss the boat • de boot missen, zijn kans voorbij laten gaan〈 informeel〉 rock the boat • de boel in het honderd sturen, spelbreker zijn————————boat2〈 werkwoord〉1 in een boot varen ⇒ uit varen/roeien/zeilen gaan♦voorbeelden: -
12 bouquet garni
n. (Koken - uit Frans) gemengde kruiden die stevig vastgebonden zijn in een kleine stoffen zakje en in voedsel gedompeld als dat gekookt wordt (soep, saus en andere gerechten) -
13 dress
adj. feestelijk, officieel, van kleding--------n. japon, jurk--------v. aankleden; zich aankleden; in de rij staan; een gerecht klaarmaken; versierendress1[ dres] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 kleding ⇒ tenue, dracht————————dress2I 〈onovergankelijk en overgankelijk werkwoord; wederkerend werkwoord〉1 zich (aan)kleden ⇒ gekleed gaan, toilet maken♦voorbeelden:dress up • zich netjes/mooi aankleden, zich verkleden/vermommenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)kleden ⇒ van kleding voorzien, kleren aantrekken2 versieren ⇒ opsieren, optuigen5 opmaken ⇒ kammen en borstelen, kappen♦voorbeelden:dress up • verkleden, vermommendressed in one's (Sunday) best • met z'n goeie goed aandressed in black • in het zwartdress up • opdoffen 〈 ook figuurlijk〉; mooi doen schijnen; aanvaardbaar laten ken/maken, leuk brengendress down • zacht/soepel maken 〈 leer〉; roskammen 〈 paard〉; 〈 figuurlijk〉een pak slaag geven, op z'n donder geven -
14 pesto
-
15 relish
n. smaak; scheutje, tikje; aantrekkelijkheid; genoegen--------v. genieten van, genoegen scheppen inrelish1[ rellisj] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 genoegen ⇒ lust, plezier, zin4 saus♦voorbeelden:eat with (a) relish • met smaak eten————————relish21 smaken ⇒ iets weg hebben, zwemen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 smakelijk/pikant maken ⇒ kruiden2 genieten van ⇒ genoegen scheppen in, zich laten smaken♦voorbeelden:3 relish the prospect/idea • het een prettig vooruitzicht/idee vinden -
16 sharp sauce
-
17 sharp
n. Sharp Corporation, Japans bedrijf (opgericht in Japan door Tokuji Hayakawa in 1912) met kantoren en bedrijven over de gehele wereld, fabrikant van elektronische elementen voor persoonlijk en bedrijfsgebruiksharp12 → sharper sharper/————————sharp2I 〈bijvoeglijk naamwoord; sharpness〉1 scherp ⇒ spits, puntig2 schril ⇒ duidelijk/scherp uitkomend/afstekend3 abrupt ⇒ plotseling, steil, sterk4 bijtend ⇒ doordringend, snijdend5 scherp ⇒ pikant, sterk7 streng ⇒ vinnig, bijtend8 scherpzinnig ⇒ bijdehand, pienter, vlug9 geslepen ⇒ sluw, gewiekst, gehaaid♦voorbeelden:a sharp knife • een scherp mesa sharp image • een scherp/duidelijk beeld3 a sharp fall/rise in prices • een plotselinge/scherpe daling/stijging van de prijzena sharp turn to the right • een scherpe bocht naar rechtsa sharp voice • een scherpe/schelle stema sharp wind • een snijdende windsharp sauce • pikante sausa sharp reproof • een scherp/hard verwijthave a sharp tongue • een scherpe tong hebbenbe sharp with someone • iemand hard aanpakkensharp ears • scherpe/waakzame orenkeep a sharp look-out • scherp uitkijkensharp at maths • goed in wiskundebe too sharp for someone • iemand te slim af zijnhe's got a sharp eye for detail • hij heeft een goed oog voor detailsa sharp appetite • een stevige eetlustsharp practice • oneerlijke praktijken, een vuil zaakjeas sharp as a razor • buitengewoon intelligent1 (-)kruis♦voorbeelden:1 C sharp • C-kruis, do kruis, cisF sharp • F-kruis, fa kruis, fis————————sharp3〈bijwoord; sharper〉1 → sharpsharp/2 stipt ⇒ precies, klokslag4 scherp♦voorbeelden:¶ look sharp! • schiet op, haast je! -
18 soy
-
19 thicken gravy with flour
-
20 thicken
v. dik maken, indikken; verwikkeld raken, compliceren[ θikkən]1 dik(ker)/dicht(er) worden ⇒ gebonden/geconcentreerder worden 〈 van vloeistof〉; toenemen (in dikte/aantal)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dik(ker)/dicht(er) maken ⇒ indikken; binden 〈 vloeistof〉; doen toenemen (in dikte/aantal)2 ingewikkeld(er) maken ⇒ meer substantie/inhoud geven aan♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Saus — Saus, Camallera i Llampaies Saltar a navegación, búsqueda Saus, Camallera i Llampaies Bandera … Wikipedia Español
Saus — 〈m. 1; unz.; nur noch in der Wendung〉 in Saus und Braus leben herrlich u. in Freuden, sorglos, verschwenderisch, im Überfluss leben [<mhd. aus „Sausen, Brausen; Saus u. Braus“; in dem suse leben „in Saus u. Braus leben“ für „ausschweifend… … Universal-Lexikon
saus — saus·su·rea; saus·su·rite; saus·su·ri·tiza·tion; saus·su·ri·tize; saus·su·rit·ic; … English syllables
Saus — Saus; nur in in Saus und Braus (sorglos prassend); in Saus und Braus leben … Die deutsche Rechtschreibung
Saus — (der); nur in in Saus und Braus leben (ostentativ) viel Geld für Vergnügungen und Luxus ausgeben … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Saus — Sm std. stil. phras. zwi. (8. Jh.), mhd. sūs, in dem sūse leben in Saus und Braus leben Stammwort. Zu dem schallnachahmenden sausen. Moderner ist die Form Sause. Zur Bedeutungsspezialisierung vgl. Rausch1 zu rauschen. ✎ Röhrich 3 (1992), 1289.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Saus — is a municipality in the comarca of Alt Empordà, Girona, Catalonia, Spain … Wikipedia
SAUS — Mercurii et Rhenes fil. a quo Samus, interposito m. dicta … Hofmann J. Lexicon universale
Saus — Saus,der:inS.undBrausleben:⇨schwelgen(1) … Das Wörterbuch der Synonyme
Saus — Saus, Sause ↑ sausen … Das Herkunftswörterbuch
Saus — 1. In Saus und Braus leben kann nur Herzeleid geben. 2. Saus und Braus hilft manchem vom Haus. – Schweiz, I, 144, 77; Eiselein, 541. 3. Wer in Saus und Braus lebt, kommt bald auf die Hefen und muss Gänsewein trinken. *4. Ein sneller Saus und… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon