-
1 samenvouwen
1 [in elkaar vouwen] fold♦voorbeelden: -
2 samenvouwen
-
3 samenvouwen
• to fold• to fold up -
4 samenvouwen
-
5 de handen samenvouwen
de handen samenvouwen -
6 de handen samenvouwen
de handen samenvouwenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de handen samenvouwen
-
7 het schone linnengoed samenvouwen
het schone linnengoed samenvouwenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het schone linnengoed samenvouwen
-
8 складывать
bij elkaar leggen, samenvouwen ; optellen -
9 сложить
bij elkaar leggen, samenvouwen ; optellen -
10 collapse
n. in elkaar storten; (in computers) opvouwen, het onzichtbaar maken van sub-directories zodat alleen het niveau van de huidige directory zichtbaar is--------v. in elkaar stortencollapse1[ kəlæps] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 inzinking ⇒ collaps, verval van krachten4 mislukking ⇒ fiasco, misslag————————collapse21 in(een)storten ⇒ in(een)vallen, in elkaar zakkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 in(een) doen storten ⇒ in(een) doen vallen, in elkaar doen zakken -
11 to fold
buigenkantenomfelsenomleggenomplooienomzettenopzettenplooiensamenvouwentoeklappentoevouwenvouwenzetten -
12 to fold up
omhoogklappenopklappenopvouwensamenvouwentoevouwen -
13 zusammenlegen
-
14 zusammenschlagen
zusammenschlagen♦voorbeelden:1 die Flammen, Wellen schlagen über ihm zusammen • de vlammen, golven sluiten zich boven hemII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский