-
1 réserver
réserver [reezervee]1 bewaren ⇒ opzij leggen, reserveren3 bestemmen ⇒ in petto houden, bereiden♦voorbeelden:réserver son point de vue • zijn mening voor zich houdenréserver une réunion pour • apart een vergadering wijden aan♦voorbeelden:je me réserve pour le dessert • ik houd een plaatsje over voor het dessertv1) reserveren2) bespreken3) bestemmen -
2 retenir
retenir [rətnier, rtənier]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 tegenhouden ⇒ achter-, weer-, op-, in-, afhouden2 inhouden ⇒ onderdrukken, bedwingen♦voorbeelden:je ne vous retiens plus • ik houd u niet langer opretenir qn. à dîner • iemand vragen om te blijven eten♦voorbeelden:v2) tegenhouden3) achterhouden4) inhouden5) onthouden6) samenhouden7) reserveren -
3 affecter
affecter [aafektee]〈 werkwoord〉1 voorwenden ⇒ veinzen, doen alsof3 bestemmen ⇒ reserveren, toewijzen4 aanstellen ⇒ plaatsen, indelen5 treffen ⇒ aandoen, inwerken op♦voorbeelden:la grève affecte plusieurs usines • verschillende fabrieken worden door de staking getroffenv2) aanstellen (bij), plaatsen3) voorwenden -
4 louer
louer [loe.ee]1 prijzen ⇒ loven, dank zeggen3 huren (van) ⇒ afhuren, reserveren♦voorbeelden:1. v1) prijzen, loven2) (ver)huren2. se louerv2) te huur zijn -
5 destiner
destiner [destienee]
См. также в других словарях:
reservieren — Vsw std. (16. Jh.) mit Adaptionssuffix. Entlehnt aus l. reservāre (reservātum), zu l. servāre halten, erhalten, unversehrt bewahren und l. re . Abstraktum: Reservation; Konkreta: Reservat, Reservoir, Reserve. Ebenso nndl. reserveren, ne.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache