-
1 jurisdiction
n. jurisdictie, rechtspraak[ dzjoeərisdiksjn]2 (rechts)bevoegdheid ⇒ jurisdictie, competentie3 rechtsgebied ⇒ ressort, district♦voorbeelden:2 come/fall within/outside the jurisdiction of • onder/buiten de jurisdictie vallen vanhave jurisdiction of/over • bevoegd zijn over -
2 chapelry
n. wijk die bij een kapel behoort, rechtsgebied van een kapel in overeenstemming met de wet -
3 jurisprudent
n. expert op rechtsgebied, jurist -
4 within its jurisdiction
binnen zijn rechtsgebied (binnen gebied van zijn rechtsgezag)
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский