-
1 prozaïsch
♦voorbeelden:iets prozaïsch opvatten • avoir une vue prosaïque -
2 prozaïsch
-
3 prozaisch
-
4 prozaïsch
adj. prosaic, prosaical, matter of fact, Philistine -
5 een prozaïsch mens
een prozaïsch mens -
6 iets prozaïsch opvatten
iets prozaïsch opvatten -
7 een prozaïsch mens
een prozaïsch mensa prosaic/an unimaginative personVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een prozaïsch mens
-
8 prosaic
adj. prozaïsch ( schrijfwijze van proza); vervelend[ proozeeik] 〈 prosaically〉2 prozaïsch ⇒ alledaags, onpoëtisch -
9 prosaïque
-
10 повседневный
-
11 прозаический
-
12 серый
-
13 скучный
-
14 literal
adj. woordelijk; woord voor woord; in de eigenlijke zin van het woord; "droog", feitelijk; letterlijkliteral1[ litrəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————literal2〈bijvoeglijk naamwoord; literalness〉♦voorbeelden:¶ a literal error • een druk/tikfout -
15 pedestrian
adj. voetgangers-; gewoon; saai--------n. voetgangerpedestrian1[ piddestriən] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————pedestrian2♦voorbeelden:pedestrian journey • voetreis/tochtpedestrian precinct • autovrij/verkeersvrij gebied -
16 matter of fact
zakelijk, nuchter, prozaïsch -
17 prosaically
adv. prozaïsch -
18 prosaicness
n. prozaïsch schrijven (schrijfstijl van proza); droogte; verveling -
19 prosaism
n. prozaïsch schrijven -
20 poésie
poésie [po.eezie]〈v.〉♦voorbeelden:f1) dichtkunst, poëzie
Страницы
- 1
- 2