-
1 president
1 [voorzitter] president ⇒ chairman 〈 mannelijk, vrouwelijk〉, chairwoman 〈 vrouwelijk〉, 〈 van jury〉 foreman, 〈 van rechtbank ook〉 presiding judge2 [staatshoofd] President♦voorbeelden:1 mijnheer/mevrouw de president! • Mr/Madam Chairman! -
2 president
n. president, chairman -
3 President van de Rekenkamer
President van de RekenkamerAuditor General, General AuditorVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > President van de Rekenkamer
-
4 president-directeur
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > president-directeur
-
5 vice-president
n. vice-president, second in command to the president, main authoritative figure when the president is lacking -
6 de fungerende president
de fungerende presidentVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de fungerende president
-
7 de nieuw gekozen president
de nieuw gekozen presidentVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de nieuw gekozen president
-
8 de voormalige president
de voormalige presidentthe former/ex-presidentVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de voormalige president
-
9 hij is president en partijleider tegelijk
hij is president en partijleider tegelijkVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij is president en partijleider tegelijk
-
10 iemand tot president kiezen
iemand tot president kiezenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand tot president kiezen
-
11 iemand tot president/afgevaardigde kiezen
iemand tot president/afgevaardigde kiezenelect someone president/as a representativeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand tot president/afgevaardigde kiezen
-
12 vice-president
-
13 zich verkiesbaar stellen als president
zich verkiesbaar stellen als presidentVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich verkiesbaar stellen als president
-
14 als president aftreden
als president aftredenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > als president aftreden
-
15 de almachtige minister-president
de almachtige minister-presidentVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de almachtige minister-president
-
16 mijnheer/mevrouw de president!
mijnheer/mevrouw de president!Mr/Madam Chairman!Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > mijnheer/mevrouw de president!
-
17 minister-president
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minister-president
-
18 minister president
n. premier minister, chief executive in a parliamentary system of government -
19 kiezen
2 [stemmen] vote♦voorbeelden:je kunt/moet kiezen (uit/of … of …) • you will have to choose/decide (between/whether … or …)er valt weinig (aan) te kiezen • there's little to choose (between them)een baan die ze niet zelf gekozen had • a job not of her own choosingik had goed gekozen • I had made the right choice/decisionzorgvuldig kiezen • pick and choosekiezen tussen • choose betweenje kunt uit drie kandidaten kiezen • you can choose from three candidateszij kozen voor de vrijheid • they chose freedomje hebt het voor het kiezen • the choice is yoursvoor een vrouwelijke kandidaat kiezen • vote for a woman candidateII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 [verkiezen] choose, elect♦voorbeelden:partij kiezen • take sidesgeen partij kiezen • not take sidespartij kiezen voor/tegen • side with/againsteen richting kiezen • take a coursezijn woorden goed kiezen • choose/weigh one's words with careslecht/ongelukkig gekozen ogenblik • inopportune momentiemand tot vriend kiezen • choose someone for a friendiemand in het bestuur kiezen • elect someone to the boardgekozen leden • elected membersde nieuw gekozen president • the president-electiemand tot president/afgevaardigde kiezen • elect someone president/as a representative -
20 bondspresident
♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
président — président, ente [ prezidɑ̃, ɑ̃t ] n. • 1296; lat. præsidens 1 ♦ Personne qui préside (une assemblée, une réunion ou tout groupement organisé en vue d une action collective), pour (en) diriger les travaux. ⇒ directeur. Président d une société… … Encyclopédie Universelle
president — President. s. m. Celuy qui preside à une compagnie, à une assemblée. On s addressa au President de l assemblée. les Presidents du Concile respondirent. le President du Clergé. le President de la noblesse. le President des Estats. l Archevesque de … Dictionnaire de l'Académie française
President — Président Pour les articles homonymes, voir Président (homonymie) … Wikipédia en Français
president — pres·i·dent / pre zə dənt, ˌdent/ n 1: an official chosen to preside over a meeting or assembly 2: an appointed governor of a subordinate political unit 3: the chief officer of an organization (as a corporation or institution) usu. entrusted with … Law dictionary
President — (Кастель Мелла,Италия) Категория отеля: 4 звездочный отель Адрес: Via Roncadelle 48, 25030 Кастель М … Каталог отелей
President — Pres i*dent, n. [F. pr[ e]sident, L. praesidens, entis, p. pr. of praesidere. See {Preside}.] 1. One who is elected or appointed to preside; a presiding officer, as of a legislative body. Specifically: (a) The chief officer of a corporation,… … The Collaborative International Dictionary of English
President — ist: eine Pflaumensorte, siehe President (Pflaumensorte) ein britischer Raddampfer, siehe President (1840) die englische Bezeichnung für Präsident im Staatswesen, siehe Präsident in verschiedenen Organisationen und Einrichtungen, siehe Präsident… … Deutsch Wikipedia
President — Pres i*dent, a. Occupying the first rank or chief place; having the highest authority; presiding. [R.] [1913 Webster] His angels president In every province. Milton. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
president — (n.) late 14c., appointed governor of a province, chosen leader of a body of persons, from L. praesidentum (nom. praesidens) president, governor, noun use of prp. of praesidere to act as head or chief (see PRESIDE (Cf. preside)). First use for… … Etymology dictionary
President — Pres i*dent, n. Precedent. [Obs.] Bacon. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
president — [n] chief executive boss, CEO, chief executive officer, chief of state, commander in chief, head of state, leader, person in charge, premier, prime minister; concept 347 … New thesaurus