-
1 Junge
Junge〈m.; Jungen, Jungen; meervoud regionaal Jungens of Jungs〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 schwerer Junge • zware jongen, gevaarlijke misdadiger————————Junge(s)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; o.〉♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 wie die Alten sungen, so zwitschern auch die Jungen • gelijk de ouden zongen, zo piepen de jongen -
2 Junges
Junge(s)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; o.〉♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 wie die Alten sungen, so zwitschern auch die Jungen • gelijk de ouden zongen, zo piepen de jongen -
3 Neugeborene
-
4 Neugeborenes
-
5 neugeboren
neugeboren♦voorbeelden:
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский