-
1 anweisen
-
2 überweisen
-
3 Abführung
-
4 abführen
abführenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉2 purgeren, laxerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 af-, wegvoeren, wegbrengen♦voorbeelden:1 Wasser abführen • water afleiden, laten afwateren -
5 das Gehalt anweisen
-
6 einzahlen
einzahlen1 storten, betalen ⇒ overmaken op -
7 girieren
-
8 transferieren
transferieren -
9 überbringen
-
10 übermitteln
-
11 überschreiben
überschreiben♦voorbeelden:2 jemandem etwas, etwas auf jemanden überschreiben • iets op iemand overschrijven, iets op iemands naam zetten
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский