-
1 gush
n. stroom; uitbarsting--------v. stromen, gutsen; (over) dwepen (met), overdreven doengush1[ gusj]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; voornamelijk enkelvoud〉————————gush2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 spuiten ⇒ uitstorten, doen stromen -
2 hype
n. overdrevenheid; bericht betreffende handel dat in beschrijving van gegevens overdrijft en de waarheid opblaast1 kunstje ⇒ truc, list2 opgeblazen persoon/zaak 〈door media/reclame〉1 opgeklopte/schreeuwerige reclame/aanprijzing -
3 immoderacy
-
4 exaggerative
adj. overdrevenheid -
5 exuberance
n. weelderigheid (v. groei); overvloed; overdrevenheid; uitbundig-, uitgelatenheid; overvolheid -
6 fulsomeness
n. walgelijkheid; overdrevenheid -
7 immoderation
n. onmatigheid; onredelijkheid, overdrevenheid -
8 inflatedness
n. het overdreven zijn, toestand van overdrevenheid
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский