-
1 vehicle
n. voertuig, apparaat[ vie:ikl]1 voertuig2 middel ⇒ voertuig, medium4 drager ⇒ overbrenger, vehikel♦voorbeelden:this play is a vehicle for this actress • dit toneelstuk is deze actrice op het lijf geschreventelevision is a powerful vehicle • televisie is een machtig medium -
2 the vehicle of this culture
-
3 transmitter
n. overdrager; overleveraar; seintoestel, zender (radio, t.v.)[ trænzmittə, træns-] -
4 deferent
adj. zich onderwerpen, het hoofd buigen, gehoorzamen--------n. overbrenger, leidt naar buiten -
5 transcriber
n. uitwerker, overbrenger -
6 transferor
n. overbrenger, doorstuurder -
7 transferror
n. overbrenger -
8 transducer
omvormeromzetteropneemapparaatopnemeroverbrengeroverdragertransductor
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский