-
1 Alte(n)
Alte(n)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; meervoud〉3 〈 geschiedenis〉voor-, stamouders ⇒ Ouden, Antieken♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 wie die Alten sungen, so zwitschern auch die Jungen • gelijk de ouden zongen, zo piepen de jongen
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский