-
1 apparel
n. kleding, klederdracht--------v. kleden, aankleden; versieren, ornamenteren -
2 ornament
n. ornament; sieraad--------v. versieren; decorerenornament1[ o:nəmənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————ornament2〈werkwoord; zelfstandig naamwoord: ornamentation〉 -
3 reornamenting
n. het opnieuw versieren, het opnieuw ornamenteren
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский