-
1 opstomen
(по)плыть; подплыть к, приблизиться к* * *гл.общ. проходить, проплывать (на пароходе), проезжать (на поезде), отходить (о пароходе, поезде) -
2 отходить
v1) gener. (от чего-л.) te boven komen, aftreden, ebben (о море во время отлива), afgaan (van-от), op zijde gaan (в сторону), opstomen (о пароходе, поезде), terugwijken, vertrekken, weggaan (о поезде)3) liter. (от чего-л.) verwerken, afvloeien -
3 проезжать
vgener. omrijden (по, вокруг чего-л.), opstomen (на поезде), passeren (что-л.), reizen (door-÷åðåç) -
4 проплывать
vgener. afzwemmen, opstomen (на пароходе) -
5 проходить
v1) gener. afgaan (о лихорадке), doorgaan (по улице, по коридору), doorkomen, doorlopen, doortrekken, heengaan (о времени), omgaan, omlopen, overdrijven, overgaan, overwaaien (о неприятностях и т.п.), passeren, uitlopen, vergaan (о времени), verlopen (о периоде времени), verstrijken, voorbijgaan (ìèìî), wegtrekken, lopen (h, z), opstomen, overtrekken, voorbijlopen (ìèìî) -
6 steam up
steam up1 beslaan ⇒ met condensatie/wasem bedekt worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen beslaan ⇒ met condensatie/wasem bedekken2 〈voornamelijk passief; informeel〉opgewonden/enthousiast maken ⇒ opwinden, ergeren♦voorbeelden: -
7 steam
n. stoom; damp--------v. stomen, dampensteam1[ stie:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:run out of steam • zijn drijfkracht/energie verliezen; futloos wordenunder one's own steam • op eigen (wils)kracht————————steam21 stomen ⇒ dampen, stoom afgeven/vormen♦voorbeelden:2 steam ahead/away • doorstomen, er vaart achter zettenthe ship steams out • het schip vertrekt→ steam up steam up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (gaar) stomen ⇒ klaarstomen, bewerken met stoom♦voorbeelden:1 steamed fish/rice • gestoomde vis/rijststeam open a letter • een brief open stomen→ steam up steam up/ -
8 отходить
v1) gener. (от чего-л.) te boven komen, aftreden, ebben (о море во время отлива), afgaan (van-îò), op zijde gaan (в сторону), opstomen (о пароходе, поезде), terugwijken, vertrekken, weggaan (о поезде)3) liter. (от чего-л.) verwerken, afvloeien -
9 проезжать
vgener. omrijden (по, вокруг чего-л.), opstomen (на поезде), passeren (что-л.), reizen (door-÷åðåç) -
10 проплывать
vgener. afzwemmen, opstomen (на пароходе) -
11 проходить
v1) gener. afgaan (о лихорадке), doorgaan (по улице, по коридору), doorkomen, doorlopen, doortrekken, heengaan (о времени), omgaan, omlopen, overdrijven, overgaan, overwaaien (о неприятностях и т.п.), passeren, uitlopen, vergaan (о времени), verlopen (о периоде времени), verstrijken, voorbijgaan (ìèìî), wegtrekken, lopen (h, z), opstomen, overtrekken, voorbijlopen (ìèìî)
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Русский