-
1 opstapelen
1 [stapels maken van] entasserII 〈wederkerend werkwoord; zich opstapelen〉1 [tot een stapel aangroeien] s'accumuler -
2 opstapelen
II 〈wederkerend werkwoord; zich opstapelen〉♦voorbeelden:1 de moeilijkheden stapelen zich op • the difficulties are piling up/mounting up/accumulating -
3 opstapelen
1. wwentaser, empiler2. zich opstapelenww -
4 opstapelen
сложить; свалить в кучу; нагромоздить (), навалить; набраться; сгуститься; тороситься; нагромоздиться* * *гл.общ. нагромождать, складывать -
5 opstapelen
I.[een stapel maken]aufschichtenII.[een stapel maken]aufstapelnIII.[een stapel maken]schichtenIV.[toenemen]anhäufen -
6 opstapelen
v. heap up, pile, stack, bulk -
7 opstapelen
• to pile• to stack -
8 opstapelen
yığmak [-ar] v -
9 opstapelen
entasser, ramasser, rassembler -
10 zich opstapelen
гл.общ. нагромождаться, скопляться -
11 opeenstapelen
-
12 нагромождать
vgener. stapelen, aanhopen, hopen, ophopen, opstapelen, optassen -
13 нагромождаться
vgener. zich ophopen, zich opstapelen -
14 складывать
v1) gener. afleggen (ношу, оружие и т.п.), kuilen (картофель), opslaan (товары), samendoen, vouwen, bergen (на хранение), bijeenleggen, opstapelen, opvouwen, pakken, samenklappen, samenleggen (вместе), samenpakken, samentellen, toevouwen (газету, письмо)2) math. optellen -
15 скопляться
vgener. zich samentrekken, zich opstapelen -
16 opleggen
1 [opdragen] imposer (qc. à qn.)2 [opstapelen] empiler3 [opslaan] stocker4 [inmaken] mettre en conserve♦voorbeelden:1 iemand een rijverbod opleggen • retirer son permis (de conduire) à qn.een straf opleggen • infliger une punitioniemand het zwijgen opleggen • imposer le silence à qn. -
17 oppakken
-
18 hopen
1 [wensen] hope (for)2 [verwachten] hope3 [opstapelen] pile (up)♦voorbeelden:1 dat is niet te hopen • I/let's hope nothet is te hopen • I/let's hope sohet is te hopen dat hij komt • it is to be hoped that he's comingik hoop het voor je • I hope so for your sakeik hoop van wel/van niet • I hope so/notik hoop dat het goed met u gaat • I hope you are wellik hoop wel dat … • I do hope that …men hoopt dat … • it is hoped that …tegen beter weten in (blijven) hopen • hope against hopeik hoop je daar te zien • I hope to see you theredat zou ik hopen • I should hope so1 [van hoop vervuld zijn] hope (for)2 [zijn vertrouwen stellen op] hope (in)♦voorbeelden:1 half hopend op … • half hoping (for) …2 hopen op God • hope in God, trust in God
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Русский
- Турецкий
- Французский