-
1 opnoemen
-
2 opnoemen
wwénumérer, nommer -
3 afroepen
1 [tot zich roepen] appeler2 [één voor één opnoemen] faire l'appel de3 [afkondigen] annoncer♦voorbeelden: -
4 opgeven
2 [opnoemen; opdragen; overgeven] donner3 [aanmelden] présenter4 [braken] rendre♦voorbeelden:een zieke opgeven • condamner un maladehet opgeven • baisser les bras; 〈raadsels enz.〉 donner sa langue au chat; 〈 sport en spel〉 abandonner2 geef op je geld! • donne ton argent!een valse naam opgeven • donner un faux nomsommen opgeven • faire faire des problèmesals reden opgeven • donner comme raisonzich opgeven voor een cursus • s'inscrire à un coursiemand als vermist opgeven • porter qn. disparu -
5 spellen
1 [letters in volgorde opnoemen] épeler2 [aandachtig lezen] éplucher♦voorbeelden:1 hoe spelt hij zijn naam? • comment s'écrit son nom?velen spellen dit woord anders • beaucoup écrivent ce mot différemmentmoeilijke woorden spellen • épeler des mots difficiles
Перевод: со всех языков на французский
с французского на все языки- С французского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский