-
1 cheer up
opmonteren, iemand opvrolijken, iemand geruststellen, iemand helpen zich minder depressief of bezorgd te voelencheer upopmonteren, opvrolijken -
2 buoy up
v. opvrolijken, opmonteren, opbeuren; drijvend houdenbuoy up1 opmonteren ⇒ opvrolijken, opbeuren♦voorbeelden: -
3 cheer
n. juichkreet; vrolijkheid--------v. juichen; opvrolijkencheer1[ tsjiə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:3 of/with good cheer • welgemoed, vrolijk————————cheer21 juichen ⇒ schreeuwen, roepen♦voorbeelden:¶ cheer up! • kop op!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 toejuichen ⇒ aanmoedigen, opvrolijken♦voorbeelden:2 cheer up • opmonteren, opvrolijken -
4 hearten
-
5 jolly
adj. vrolijk--------adv. heel; drommels--------v. blij maken, opbeuren; doordraaien; iemand begunstigen om bij hem in een goed blaadje te komenjolly1[ dzjollie] 〈bijvoeglijk naamwoord; jollily〉♦voorbeelden:Jolly Roger • piratenvlag————————jolly2〈werkwoord; jollied〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:1 jolly along/up • zoet houden, bepratenjolly someone into something • iemand tot iets overhalen————————jolly3〈 bijwoord〉 〈Brits-Engels; informeel〉1 heel ⇒ zeer, f, aardig♦voorbeelden:1 a jolly good fellow • een beste/patente kerelhave jolly good luck • boffenjolly miserable • erg beroerdyou jolly well will! • en nou en of je het doet! -
6 perk up
1 op/herleven ⇒ opfleuren, opkikkerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opkikkeren ⇒ opmonteren, opvrolijken2 (met een ruk) oprichten ⇒ overeind brengen/zetten♦voorbeelden: -
7 raise someone's spirits
-
8 spirit
n. geest; fut; spook; bedoeling; dapperheid, moed; alcohol--------v. opwekken, inspirerenspirit1[ spirrit]♦voorbeelden:¶ when the spirit moves him • als hij geïnspireerd wordt, als hij zich geneigd voelt1 geest ⇒ ziel, karakter, wezen♦voorbeelden:the Holy Spirit • de Heilige Geestkindred spirits • verwante zielenbe with someone in (the) spirit • in gedachten bij iemand zijn〈 spreekwoord〉 the spirit is willing but the flesh is weak • de geest is gewillig maar het vlees is zwak1 levenskracht ⇒ vitaliteit, energie3 moed ⇒ durf, lef♦voorbeelden:→ white white/IV 〈 meervoud〉1 gemoedsgesteldheid ⇒ geestesgesteldheid, stemming♦voorbeelden:be in low/poor spirits • neerslachtig/down zijnmy spirits fell • ik raakte terneergeslagenraise someone's spirits • iemand opmonteren→ animal animal/————————spirit2〈 werkwoord〉 -
9 lighten up
ontspannen, de zaken met een korreltje zout nemen, kalmeren; opmonteren, opvrolijken
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский