-
1 Anfang
Anfang〈m.; Anfang(e)s, Anfänge〉2 begin, aanvang ⇒ start, beginstadium♦voorbeelden:am, im, zu(m) Anfang • in het begin, aanvankelijksich aus kleinen Anfängen emporarbeiten • van onderen opklimmenvon Anfang bis (zu) Ende • van het begin tot het eindevon (allem) Anfang an • van het begin af aandie Anfänge einer Wissenschaft • de beginselen van een wetenschapdie ersten, kleinen Anfänge • het eerste begin, de eerste pogingenden Anfang machen mit etwas • een begin met iets maken〈 formeel〉 seinen Anfang nehmen • aanvangen, beginnennoch in den Anfängen stecken • nog in de kinderschoenen staan, stekenüber die Anfänge nicht hinauskommen • niet verder komen dan het beginstadiumdas ist der Anfang vom Ende • dat is het begin van het einde -
2 Würde
Würde〈v.; Würde, Würden〉1 waardigheid ⇒ ambt, rang♦voorbeelden:zu den höchsten Würden emporsteigen • tot de hoogste rangen, ambten opklimmenetwas mit Würde (er)tragen • iets waardig (ver)dragenunter aller Würde • beneden peilunter jemandes Würde • beneden iemands waardigheid -
3 arrivieren
arrivieren♦voorbeelden: -
4 aufrücken
aufrücken♦voorbeelden:bitte aufrücken! • opschuiven, aansluiten a.u.b.! -
5 aufsteigen
aufsteigen1 (op)stijgen, omhoogstijgen ⇒ (op)klimmen3 (op)stappen ⇒ op-, bestijgen♦voorbeelden:5 ein Verdacht steigt in mir auf • een verdenking komt in, bij mij op -
6 avancieren
avancieren -
7 den Berg hochsteigen
-
8 emporsteigen
-
9 heraufsteigen
heraufsteigen♦voorbeelden: -
10 hochkommen
-
11 hochsteigen
-
12 sich aus kleinen Anfängen emporarbeiten
sich aus kleinen Anfängen emporarbeitenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich aus kleinen Anfängen emporarbeiten
-
13 zu den höchsten Würden emporsteigen
tot de hoogste rangen, ambten opklimmenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > zu den höchsten Würden emporsteigen
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский