-
1 openhartigheid
→ link=openheid openheid 0.1 -
2 openhartigheid
-
3 openhartigheid
n. frankness, sincerity, candidness, candour, candor, genuineness -
4 openhartigheid
v -
5 openhartigheid
откровенность; чистосердечность, чистосердечие -
6 openhartigheid
uppriktighet -
7 openhartigheid
sincérité -
8 liberté
liberté [liebertee]〈v.〉2 vrijheid ⇒ niet-gebondenheid, ongedwongenheid4 vrijheid ⇒ verlof, recht♦voorbeelden:mettre en liberté • in vrijheid stellenliberté sous caution • vrijlating op borgtocht〈 leus van de Franse Revolutie〉 Liberté, Egalité, Fraternité • vrijheid, gelijkheid, broederschap→ miseliberté de moeurs • vrije, losse zedenliberté du culte • vrijheid van godsdienstoefeningliberté des échanges, du commerce • handelsvrijheidliberté d'opinion • vrijheid van meningsuitinglibertés publiques • grondrechten1. f1) vrijheid2. libertésf pl2) vrijheden, privileges -
9 искренность
oprechtheid, openhartigheid -
10 brutal frankness
genadeloze/niets ontziende openhartigheid -
11 brutal
-
12 directness
n. direkt; onmiddellijk; openhartig, eerlijk[ dirrek(t)nis, daj-] -
13 freedom
n. vrijheid; zelfstandigheid; invrijheidsstelling; openhartigheid[ frie:dəm]2 vrijheid ⇒ voorrecht(en), privilege(s)3 vrijstelling ⇒ ontheffing, vrijwaring♦voorbeelden:freedom of speech • vrijheid van meningsuiting2 he was given the freedom of the city • hij verkreeg de burgerrechten/het ereburgerschap van de stadI enjoy the freedom of his library • ik heb de (vrije) beschikking over zijn bibliotheekfreedom from fear • vrij zijn van angst -
14 candidness
n. openhartigheid, eerlijkheid -
15 ingenuousness
n. ongekunsteldheid; openhartigheid, naïviteit -
16 openheartedness
n. openhartigheid; groothartigheid; eerlijkheid -
17 plainspokenness
n. openhartigheid -
18 sincereness
n. openhartigheid; eerlijkheid -
19 franchise
franchise [frãsĵiez]〈v.〉1 vrijstelling ⇒ vrijdom, vrijheid2 open(hartig)heid ⇒ vrijmoedigheid, rondborstigheid, ongedwongenheid♦voorbeelden:admission en franchise • vrijdom van douanerechtenf1) vrijstelling3) eigen risico -
20 expansion
expansion [ekspãsjõ]〈v.〉1 uitbreiding ⇒ uitzetting, verbreiding, groei2 openhartigheid ⇒ mededeelzaamheid, uitbundigheid♦voorbeelden:expansion économique • economische groei
Страницы
- 1
- 2