-
1 anders
anders♦voorbeelden:1 anders geartet • van een andere aard, andersoortigich habe mich anders besonnen • ik ben van gedachten veranderdes wird noch anders kommen • dat wordt nog wel anders〈 informeel〉 mir wurde ganz anders • ik werd niet goed, onwelich konnte nicht anders, ich musste lachen • ik kon mijn lach niet inhoudenanders als • anders dananders als Karl, gab er … • in tegenstelling tot Karel, gaf hij …¶ wenn anders • indien althans, indien tenminste -
2 mir wurde ganz anders
ik werd niet goed, onwel -
3 schwummerig
-
4 unpässlich
unpässlich1 onpasselijk, onwel -
5 unwohl
-
6 übel
übel♦voorbeelden:1 übel beleumdet • ongunstig, slecht bekendstaand, slecht aangeschrevenübel beraten • slecht geadviseerd, beradenübel dran sein • er slecht aan toe zijnübel gelaunt • slechtgehumeurd, -geluimdjemandem etwas übel nehmen • iemand iets kwalijk nemenjemand übel wollen • iemand kwalijkgezind zijn, kwaad willenjemanden übel zurichten • iemand lelijk, danig toetakelennicht übel • niet slecht, kwaadich habe nicht übel Lust, es zu tun • ik heb veel zin om het te doen2 mir wurde übel • ik werd niet goed, ik werd misselijkein übler Bursche • een gemene ventjemandem Übles nachsagen • kwaad van iemand spreken
См. также в других словарях:
Сно, Эвандер — Эвандер Сно … Википедия