-
1 root up
ontwortelen -
2 root out
ontwortelenroot out♦voorbeelden:2 the regime tries to root out hostile elements • het nieuwe regime tracht vijandige elementen te vernietigen -
3 eradicate
v. verwoesten, vernielen, ontwortelen[ irædikkeet] 〈zelfstandig naamwoord: eradication〉 -
4 uproot
v. ontwortelen, (uit)trekkenuproot -
5 extirpate
-
6 root
n. wortel; oorsprong--------v. wortel schieten; geworteld zijn; wroeten, woelen; te voorschijn halen, opscharrelenroot1[ roe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 oorsprong ⇒ wortel, basis♦voorbeelden:¶ root and branch • met wortel en tak, grondigpull up one's roots • een ander leven beginnenput down roots • zich vestigen, zich thuis gaan voelenstrike at the roots of • een vernietigende aanval doen op————————root23 wroeten ⇒ graven, woelen♦voorbeelden:¶ root for the team • het team toejuichen/steunenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ root out root out/ -
7 deracinate
v. uittrekken bij de wortel; iets uit oorspronkelijke omgeving verplaatsen, ontwortelen -
8 disroot
v. ontwortelen, van zijn plaats rukken -
9 outroot
v. vernietigen; ontwortelen, verdelgen -
10 uproot a settlement
een nederzetting ontwortelen -
11 uprooting a tree
een boom ontwortelen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский