-
1 receptivity
n. receptiviteit, opnemingsvermogen; ontvankelijkheid[ rie:septivvətie] -
2 восприимчивость
ngener. gevoeligheid, ontvankelijkheid, receptiviteit -
3 capability
n. bekwaamheid[ keepəbillətie] 〈meervoud: capabilities〉1 vermogen ⇒ capaciteit, bekwaamheid2 potentievermogen ⇒ vatbaarheid, ontvankelijkheid♦voorbeelden:1 nuclear capability • nucleaire potentie/slagkracht -
4 sensibility
n. gevoeligheid; begripvol; gevoelig; begrip; smaak[ sensəbillətie] 〈meervoud: sensibilities〉I 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord; voornamelijk meervoud〉♦voorbeelden: -
5 sensitivity
n. gevoeligheid[ sensətivvətie] -
6 receptiveness
n. ontvankelijkheid -
7 responsiveness
n. reageren op; begrip; ontvankelijkheid -
8 susceptibilité
susceptibilité [suuseptiebielietee]〈v.〉1 gevoeligheid ⇒ prikkelbaarheid, lichtgeraaktheid2 vatbaarheid ⇒ ontvankelijkheid, gevoeligheidf1) gevoeligheid -
9 perméabilité
perméabilité (à) [permee.aabielietee]〈v.〉 -
10 prédisposition
-
11 réceptivité
réceptivité [reeseptievietee]〈v.〉 -
12 Zulässigkeit
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский