-
1 действовать
handelen, optreden, activiteiten ontplooien ; functioneren ; van kracht zijn ; invloed hebben, werken -
2 развернуть
uitrollen, openvouwen, ontvouwen, ontplooien -
3 развернуться
zich ontrollen, los gaan, zich ontplooien, zich ontwikkelen -
4 развёртывать
uitrollen, openvouwen, ontvouwen, ontplooien -
5 развить
ontwikkelen, ontplooien, trainen -
6 развиться
zich ontwikkelen, zich ontplooien -
7 развивать
ontwikkelen, ontplooien, trainen -
8 развиваться
zich ontwikkelen, zich ontplooien -
9 развёртывать
vgener. afrollen, ontrollen, ontwikkelen, losdraaien, ontplooien, ontvouwen, ontzwachtelen -
10 развивать
v1) gener. (скорость) halen, ontwikkelen, beschaven, cultiveren, kultiveren, ontvouwen2) liter. ontplooien -
11 распускать
Перевод: с русского на все языки
со всех языков на русский- Со всех языков на:
- Русский
- С русского на:
- Нидерландский