Перевод: с английского на нидерландский

onoplettendheid

1 inattention

n. onoplettendheid

inattention

[ innətensjn]

1 onoplettendheid

English-Dutch dictionary > inattention
2 oversight

n. onoplettendheid, vergissing; supervisie

oversight

1 onoplettendheid ⇒ vergissing

2 supervisie

English-Dutch dictionary > oversight
3 awareness

n. besef

awareness

[ əweənəs]

1 bewustzijn

♦voorbeelden:

1 lack of awareness • onoplettendheid

English-Dutch dictionary > awareness
4 lack of awareness

lack of awareness

onoplettendheid

English-Dutch dictionary > lack of awareness
5 cause inadvertently

oorzaak van onoplettendheid

English-Dutch dictionary > cause inadvertently
6 heedlessness

n. slordigheid; onvoorzichtigheid; onoplettendheid

English-Dutch dictionary > heedlessness
7 inattentiveness

n. onoplettendheid, achteloosheid

English-Dutch dictionary > inattentiveness
8 supineness

n. onvoorzichtigheid, onoplettendheid, veronachtzaming; luiheid, lusteloosheid, traagheid, inactiviteit; toestand waarin men op de rug ligt

English-Dutch dictionary > supineness
9 tort of negligence

onrechtmatigheid door onoplettendheid veroorzaakt (onrechtvaardigheid die schadeloosheidsstelling vereist voor wezenlijke afwijking van normaal gedrag van iemand

English-Dutch dictionary > tort of negligence