-
1 inégal
inégal [ieneegaal],inégaux [ieneegoo]1 ongelijk ⇒ niet even lang, groot, sterk♦voorbeelden:pouls inégal • onregelmatige polsslagavec un succès inégal • met wisselend succesterrain inégal • oneffen terreinadj1) ongelijk2) oneffen [terrein]3) ongelijkmatig, onregelmatig5) wisselvallig, wispelturig -
2 incohérent
incohérent [ẽko.eerã]♦voorbeelden:adjonsamenhangend, verward -
3 à-coup
-
4 dissymétrique
dissymétrique [diesiemeetriek]1 asymmetrisch ⇒ onsymmetrisch, ongelijkmatig -
5 humeur incohérente
humeur incohérente -
6 humeur inégale
humeur inégale -
7 par à-coups
par à-coupsmet horten en stoten, ongelijkmatig; 〈 ook〉 bij vlagen
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский