-
21 непроницаемый
adjgener. ondoordringbaar, sfinksachtig, sfinxachtig -
22 непроходимый
adjgener. niet te belopen, onbegaanbaar, ondoordringbaar, ongebaand, onoverbrugbaar (о преграде, пропасти и т.п.) -
23 impregnable
adj. onneembaar; onaantastbaar; ondoordringbaar; vastberaden, stoer; bevruchtbaar, te bevruchten[ impregnəbl] 〈impregnably; zelfstandig naamwoord: impregnability〉 -
24 proof
adj. bestand, opgewassen, (water)dicht--------n. bewijs--------v. bestand staan tegen; waterdicht zijn; bewijzenproof1[ proe:f]♦voorbeelden:1 〈 spreekwoord〉 the proof of the pudding is in the eating • in de praktijk zal blijken of het goed isbring/put to the proof • op de proef stellen♦voorbeelden:————————proof2II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:1 proof against water • waterdicht, waterbestendig————————proof3II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
25 cofferdam
n. constructie die ondoordringbaar is voor water -
26 exosmosis
n. vermenging van twee vloeistoffen door een ondoordringbaar vlies, waarbij de dichtere door de minder dichtere wordt opgezogen -
27 impenetrably
adv. ondoordringbaar -
28 impermeably
adv. ondoordringbaar; waterdicht -
29 imperviously
adv. ondoordringbaar; onontvankelijk -
30 nonpermeable
adj. ondoordringbaar -
31 unpenetrable
adj. ondoordringbaar, niet te doordringen -
32 dense
-
33 impénétrable
-
34 opaque
-
35 непроглядный
adjgener. ondoordringbaar (о темноте) -
36 непромокаемый
adjgener. ondoordringbaar, regendicht, waterdicht -
37 непроницаемый
adjgener. ondoordringbaar, sfinksachtig, sfinxachtig -
38 непроходимый
adjgener. niet te belopen, onbegaanbaar, ondoordringbaar, ongebaand, onoverbrugbaar (о преграде, пропасти и т.п.) -
39 waterdicht
1 [ondoordringbaar voor water] étanche2 [ondubbelzinnig] sans faille♦voorbeelden:waterdicht maken • imperméabilisereen waterdichte analyse • une analyse défiant toute critique -
40 dicht
♦voorbeelden:een dicht bos • a dense woodin dichte drommen • in dense hordesdichte mist • thick/dense fogdicht beschreven bladzijden • closely written pagesze zaten dicht opeengepakt • they sat tightly packed togetherdicht op elkaar wonen • live on top of one another〈 figuurlijk〉 dichter tot elkaar komen • come/draw closer (together)II 〈 bijvoeglijk naamwoord〉2 [ondoordringbaar] tight3 [figuurlijk] [niets loslatend] close(-mouthed) ⇒ close-/tight-lipped♦voorbeelden:ik krijg mijn riem niet dicht • I can't fasten my beltmijn neus zit dicht • my nose is blocked upde afvoer zit dicht • the drain is blocked upde vijver zit dicht • the pond is frozen overhet vliegveld zit dicht • the airport is fogbound♦voorbeelden:zijn ogen staan dicht bij elkaar • he has close-set eyesje bent er aardig dicht bij • you are pretty near the markzij waren dicht bij het doel • they were close to the goal; 〈 figuurlijk ook〉 they were nearly therehij woont dicht in de buurt • he lives near heredicht onder de kust varen • hug the shoreiemand dicht op de hielen zitten • be close on someone's heels
Страницы