-
1 onderkennen
distinguí; rekonosé; rekonoséDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > onderkennen
-
2 to recognize
onderkennen -
3 distinguí
onderkennen [v], onderscheiden [v], onderscheid maken tussen [v]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > distinguí
-
4 to distinguish
onderkennenonderscheiden -
5 distinguí
onderkennen [v], onderscheiden [v], onderscheid maken tussen [v] -
6 отличать
vgener. herkennen, onderscheiden, (iem.) voortrekken (кого-л.), kenmerken, kentekenen, onderkennen, uitnemen (кого-л.) -
7 различать
vgener. discrimineren, onderscheiden, onderkennen -
8 распознавать
vgener. herkennen, onderkennen, onderscheiden -
9 differentiate
v. onderscheiden[ diffərensjie▪eet]2 een onderscheid/verschil maken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 onderscheiden ⇒ (van elkaar) afscheiden; onderkennen -
10 distinguish
v. onderscheiden; onderscheid maken[ distinggwisj]♦voorbeelden:¶ distinguish between • onderscheid maken tussen, uit elkaar houdenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:distinguish A from B • A van B onderscheiden4 these birds are distinguished by their brilliant colours • deze vogels onderscheiden zich door hun felle kleuren -
11 tell
v. vertellen; zeggen; weten; duidelijk maken; opdragen2 het/iets verklappen ⇒ het/iets verraden3 (mee)tellen ⇒ meespelen, van belang zijn♦voorbeelden:as far as we can tell • voor zover we wetenyou can never tell/never can tell • je weet maar nooithis blush told of his embarrassment • zijn blos getuigde van zijn verlegenheid2 don't tell! • verklap het niet!his age will tell against him • zijn leeftijd zal in zijn nadeel pleitenthe long drive began to tell (up)on the passengers • de lange rit begon de passagiers zwaar te vallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vertellen ⇒ zeggen, spreken2 weten ⇒ kennen, uitmaken3 onderscheiden ⇒ uit elkaar houden, onderkennen4 zeggen ⇒ bevelen; waarschuwen♦voorbeelden:tell a secret • een geheim verklappen〈 informeel〉 tell someone where he gets off/to get off • iemand op zijn plaats/nummer zetten〈 informeel〉 tell me another! • maak dat een ander/de kat wijs!I (can) tell you! • ik verzeker het je!〈 informeel〉 you're telling me! • vertel mij wat!tell about/of something • over iets vertellen/berichten2 can you tell the difference? • ken jij het verschil?can she tell the time yet? • kan ze al klok kijken?I could tell by/from his look • ik kon het aan zijn oogopslag zienthere is no telling what will happen • je weet maar nooit wat er gebeurthow can I tell if/whether it is true or not? • hoe kan ik weten of het waar is of niet?3 can you tell these twins apart? • kun jij deze tweeling uit elkaar houden?tell truth from lies • de waarheid van leugens onderscheiden4 I told you so! • ik had het je nog gezegd!something tells me that … • ik heb zo het idee dat …I'll tell you what: let's stop • weet je wat?: laten we ermee ophouden〈 informeel〉 tell someone off (for something) • iemand (om iets) berispen/op zijn nummer zetten -
12 reconnaître
reconnaître [rəkonnetr]2 erkennen ⇒ toegeven, bekennen♦voorbeelden:des jumeaux impossibles à reconnaître • tweeling die men niet uit elkaar kan houdense faire reconnaître • zich bekendmakenje le reconnais bien là • dat is net iets voor hem♦voorbeelden:v1) herkennen2) erkennen, toegeven3) verkennen -
13 discriminer
discriminer [dieskriemienee]1 (onder)scheiden ⇒ onderscheid, verschil maken tussen, onderkennen -
14 rekonosé
bekennen [v], biechten [v], erkennen [v], toegeven [v]; bekennen, erkennen, toegeven; erkennen [v], herkennen [v], onderkennen [v]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > rekonosé
-
15 to identify
identificerenonderkennen -
16 skönja
1) onderscheiden2) onderkennen -
17 särskilja
1) onderkennen2) onderscheiden -
18 urskilja
1) onderscheiden2) onderkennen -
19 utmärka
1) onderkennen2) onderscheiden -
20 eine Krankheit erkennen
- 1
- 2