-
61 moment
2 [natuurkunde] moment♦voorbeelden:1 op het allerlaatste moment • at the (very) last moment/minutenet op dit moment • just noween groot moment voor de mensheid • a great moment for mankindeen ingreep op het juiste moment • a well-timed interventioneen moment dacht ik dat … • for a moment I thought that …op dit moment kan ik u niet helpen • I can't help you at the moment/just nowop het verkeerde moment • at the wrong momentvoor het moment • for the moment/the time beingéén moment, ik kom zó • one moment please/; 〈 informeel〉 hang on a minute, I'm comingdaar heb ik geen moment aan gedacht • it never occurred to megeen moment voor zichzelf hebben • not have a moment to call one's own/to oneselfop het moment dat hij binnenkwam • the moment/minute he came inmoment! • just a minute -
62 praktijk
2 [beroepswerkzaamheid, clientèle] practice4 [meervoud] [sluwe daden] practices♦voorbeelden:echt een man van de praktijk • a doer (rather than a thinker)iets aan de praktijk toetsen • test/field-test somethingiets in praktijk brengen • put something into practicein de praktijk • in (actual) practicedat moet je in de praktijk leren • you'll have to learn that in practiceeen geval uit de praktijk • a real-life caseeen particuliere praktijk • a private practiceeen eigen praktijk beginnen • start a practice of one's ownzijn praktijk overdoen • sell one's practice -
63 redden
2 [uit een situatie helpen] save3 [+ het] [gedaan krijgen] manage♦voorbeelden:we moeten zien te redden wat er te redden valt • we must make the best of a bad jobde toestand/zaak redden • save the dayzichzelf weten te redden • work out one's own salvationredde wie zich redden kan • run for your livesII 〈wederkerend werkwoord; zich redden〉♦voorbeelden:ik red me best! • I'm managing all right!1 [redding brengen] save♦voorbeelden: -
64 uit
uit1I 〈 bijwoord〉1 [met betrekking tot een richting naar buiten] out2 [met betrekking tot een bestemming/beweging] 〈zie voorbeelden 2〉3 [met betrekking tot het doorlopen van een tijdruimte] out4 [+ er/daar] 〈zie voorbeelden 4〉♦voorbeelden:uit eten gaan • go out for dinnerAjax speelt volgende week uit • Ajax are playing away next weekuit werken gaan • go (out) to work2 moet je ook die kant uit? • are you going that way, too?voor zich uit zitten kijken • sit staring into space3 dag in, dag uit • day in, day out4 ik ben er uit • 〈 ik heb het opgelost〉 I've solved that problem; 〈 ik begrijp het helemaal〉 I'm in the picture nowik zou er graag eens uit willen • I would like to get away for a whilede aankoop heb je er na een jaar uit • the purchase will save its cost in a year¶ ik kan er niet over uit • I can't believe it/get over itII 〈bijvoeglijk naamwoord; niet attributief〉2 [afgelopen] over3 [niet brandend] (gone) out5 [ouderwets] out6 [verschenen, gepubliceerd] out7 [in bloei] out♦voorbeelden:de bal is uit • the ball is outdie vlek gaat er niet uit • that stain won't come outuit, goed voor u! • get away from it all!het is uit tussen hen • it is finished between themen nou is 't uit! • this has got to stop!het is uit met de pret • the game is over nowik doe het niet, punt uit! • I won't do it, and that's final!de lamp is uit • the light is out/off4 op iets uit zijn • be out for/after somethinghij is er alleen maar op uit om te winnen • his sole aim is to win————————uit2〈 voorzetsel〉2 [verwijderd van] off3 [te buiten, te boven gaand] out of4 [afkomstig van, door middel van] (out) of♦voorbeelden:uit het raam kijken • look out of the windoween speler uit het veld sturen • order a player off (the field)ik kan de tweeling niet uit elkaar houden • I can't tell which of the twins is which/the twins apartuit elkaar vallen • break to piecesuit één stuk • (all) of a piecekiezen uit drie mogelijkheden • choose from three possibilitieséén uit de twintig/duizend • one in twenty/a thousand5 uit bewondering • out of/in admirationuit betrouwbare bron is vernomen • we have it on good authorityzij trouwden uit liefde • they married for loveuit veiligheidsoverwegingen • for safety('s sake)uit voorzorg • by way of precaution -
65 waagschaal
♦voorbeelden: -
66 wonen
1 live♦voorbeelden:1 groot/klein wonen • live in a big/small housevrij wonen hebben • live rent-freebij iemand wonen • stay/live with someone, make one's home with someoneop zichzelf gaan wonen • set up house, go and live on one's own -
67 zijn leven in de waagschaal stellen
zijn leven in de waagschaal stellenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn leven in de waagschaal stellen
-
68 zijn mannetje staan
zijn mannetje staanhold one's own/one's groundVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn mannetje staan
-
69 adoptie
n. adoption, taking of a child as one's own -
70 adoptief
adj. adopted, taken as one's own; taken and raised as part of a family (of a child) -
71 baatzuchtig
adj. selfish, egocentric, concerned only with one's own self -
72 broedermoord
n. fratricide, act of murdering one's own brother or sister -
73 chauvinisme
n. chauvinism, extreme nationalism; excessive devotion (to one's own sex, race, etc.) -
74 chauvinistisch
adj. chauvinistic, extremely nationalistic; excessively devoted (to one's own sex, race, etc.) -
75 eigenbaat
n. selfishness, self-centeredness, egotism, state of only having concern for one's own self -
76 emigratie
n. emigration, act or process of leaving one's own country to settle in another -
77 emigreren
v. emigrate, leave one's own country to settle in another -
78 etnocentrisch
adj. ethnocentric, viewing one's own ethnic group as superior to others, giving preference according to ethnic background -
79 geadopteerd
adj. adopted, taken as one's own; taken and raised as part of a family (of a child) -
80 onafhankelijk
adj. independent, autonomous, self determined, self governing, self reliant, substantive, footloose--------adv. independently, on one's own
См. также в других словарях:
one's own flesh and blood — One s own relations • • • Main Entry: ↑flesh … Useful english dictionary
one's own — What belongs to oneself (as in I may do what I like with my own) • • • Main Entry: ↑own … Useful english dictionary
one's own recognizance — >> release on own recognizance. Webster s New World Law Dictionary. Susan Ellis Wild. 2000 … Law dictionary
one's own person — one s own person, free from restrictions or influence; independent: Now that she s working, she feels that she s her own person[/ex] … From formal English to slang
one's own land — index demesne Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
one's own sweet will — phrasal : one s own wish or intention disposing of it in the fullness of time at his own sweet will Edward Sapir … Useful english dictionary
one's own row — See: HOE ONE S OWN ROW … Dictionary of American idioms
one's own row — See: HOE ONE S OWN ROW … Dictionary of American idioms
one's\ own\ row — See: hoe one s own row … Словарь американских идиом
one's own man — idi one s own man, free from restrictions or influences; independent … From formal English to slang
one's own flesh and blood — one s flesh and blood how can you deny your own flesh and blood? Syn: family, relative(s), relation(s), blood relation(s), kin, kinsfolk, kinsman, kinsmen, kinswoman, kinswomen, kindred, nearest and dearest, people; informal folks … Thesaurus of popular words