-
1 scheidbaar
-
2 scheidbaar
-
3 scheidbaar
adj. separable, partible -
4 scheidbaar
bn -
5 separable
adj. (af)scheidbaar[ seprəbl] 〈separably; zelfstandig naamwoord: separability〉1 (af)scheidbaar ⇒ verdeelbaar, ontbindbaar -
6 séparable
-
7 отделимый
adjgener. afscheidbaar, afscheidelijk, scheidbaar -
8 отделяемый
adjgener. scheidbaar -
9 разделимый
adjgener. scheidbaar -
10 inseparable
adj. niet van elkaar te scheiden; onafscheidelijk; onafzonderlijk; gekoppeld, vast--------n. onafscheidelijk iets[ inseprəbl] 〈inseparably; zelfstandig naamwoord: inseparability〉 -
11 separably
adv. scheidbaar -
12 dissociable
-
13 отделимый
adjgener. afscheidbaar, afscheidelijk, scheidbaar -
14 отделяемый
adjgener. scheidbaar -
15 разделимый
adjgener. scheidbaar -
16 deelbaar
♦voorbeelden:tien is deelbaar door twee • ten is divisible by two -
17 trennbar
trennbar
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский