-
1 enlacer
enlacer [ãlaasee] -
2 embrasser
embrasser [ãbraasee]1 omhelzen ⇒ omarmen, kussen2 omvatten ⇒ bevatten, beslaan♦voorbeelden:embrasser qc. du regard • iets overzien1 elkaar kussen, zoenenv( s'embrasser) elkaar kussen -
3 étreindre
-
4 serrer
serrer [serree]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)drukken ⇒ (stevig) vasthouden, klemmen2 dicht op, bij, tegen elkaar zetten ⇒ op elkaar drukken, vastdraaien ⇒ 〈 boekwezen, tekst〉 inschikken4 vlakbij komen ⇒ in het nauw drijven, wegdrukken♦voorbeelden:serrer qn. dans ses bras • iemand in de armen sluiten, omarmenserrer qn. à la gorge • iemand bij de keel grijpen, wurgenserrer les poings • zijn vuisten ballenserrer son sujet • bij zijn onderwerp blijvenserrer une traduction, un texte • zeer nauwkeurig vertalen4 serrer sa droite • uiterst rechts rijden, meer naar rechts rijdenserrer qn. de près • iemand op de hielen zittenserrer de près un problème • diep ingaan op een probleem1 dichter bij elkaar gaan zitten ⇒ opschuiven, opschikkenv1) voorsorteren2) vastdruk-ken7) opbergen -
5 serrer qn. dans ses bras
serrer qn. dans ses brasiemand in de armen sluiten, omarmenDictionnaire français-néerlandais > serrer qn. dans ses bras
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский