-
1 glass
adj. van glas, glazen--------n. glas; beker; ruit; i.h.algemeen; alles wat van glas gemaakt is, bv spiegel, barometer, enz.--------v. drinkglas, spiegel; lens; glaswerk[ gla:s]1 glas ⇒ (drink)glas, brillenglas, spiegel2 lens2 glas ⇒ (broei)kassen, ruiten♦voorbeelden:spun glass • gesponnen glas, glasvezel/wol/draad¶ 〈 spreekwoord〉 people who live in glass houses should not throw stones • wie in een glazen huisje zit, moet niet met stenen gooien1 bril2 (verre/toneel)kijker♦voorbeelden: -
2 trumpery jewels
-
3 trumpery
adj. prullig, waardeloos--------n. vodden, prullen; gekletstrumpery1————————trumpery2♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский